Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opfrommelen (Nederlands) in het Zweeds
opfrommelen:
-
opfrommelen
Conjugations for opfrommelen:
o.t.t.
- frommel op
- frommelt op
- frommelt op
- frommelen op
- frommelen op
- frommelen op
o.v.t.
- frommelde op
- frommelde op
- frommelde op
- frommelden op
- frommelden op
- frommelden op
v.t.t.
- ben opgefrommeld
- bent opgefrommeld
- is opgefrommeld
- zijn opgefrommeld
- zijn opgefrommeld
- zijn opgefrommeld
v.v.t.
- was opgefrommeld
- was opgefrommeld
- was opgefrommeld
- waren opgefrommeld
- waren opgefrommeld
- waren opgefrommeld
o.t.t.t.
- zal opfrommelen
- zult opfrommelen
- zal opfrommelen
- zullen opfrommelen
- zullen opfrommelen
- zullen opfrommelen
o.v.t.t.
- zou opfrommelen
- zou opfrommelen
- zou opfrommelen
- zouden opfrommelen
- zouden opfrommelen
- zouden opfrommelen
diversen
- frommel op!
- frommelt op!
- opgefrommeld
- opfrommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opfrommelen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
skrynkla | kreukel; plooi; plooiing; valse vouw | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
knyckla till | opfrommelen | |
krama ihop | opfrommelen | |
skrynkla | opfrommelen | kreuken; rimpelen |