Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. onverbiddelijk:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor onverbiddelijk (Nederlands) in het Zweeds

onverbiddelijk:

onverbiddelijk bijvoeglijk naamwoord

  1. onverbiddelijk (onvermurwbaar; onverbiddelijke)
    oundviklig; oundvikligt
  2. onverbiddelijk (onvermurwbaar; onbuigzaam)
    sträng; strängt; oböjlig; obevekligt; oböjligt; oförsonligt

Vertaal Matrix voor onverbiddelijk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sträng aaneenschakeling; kabeldraad; kabelgaren; reeks; serie; snaar; tekenreeks
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
obevekligt onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar dwangmatig; onroerend
oböjlig onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar
oböjligt onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar
oförsonligt onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar dwangmatig
oundviklig onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar onafwendbaar; onvermijdelijk
oundvikligt onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar door de behoefte vereist; nodig; noodzakelijk; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk
sträng onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar gestreng; inspannend; niet toegevend; pittig; rigoureus; ruige; straf; streng; veeleisend
strängt onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar gestreng; inspannend; niet toegevend; pittig; rigoureus; ruige; straf; streng; veeleisend

Verwante woorden van "onverbiddelijk":


Wiktionary: onverbiddelijk


Cross Translation:
FromToVia
onverbiddelijk oundvikligen; obönhörligen inexorably — in an inexorable manner; relentlessly