Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ontzet:
  2. ontzetten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontzet (Nederlands) in het Zweeds

ontzet:

ontzet bijvoeglijk naamwoord

  1. ontzet (verbouwereerd; verbaasd; stomverbaasd; )
    fördövat; fördövad
  2. ontzet (van streek; geschokt; ontredderd)
    upprörd; upprört

ontzet [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het ontzet
    lättnad; lindring

Vertaal Matrix voor ontzet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lindring ontzet troostingen; verlichting; vertroostingen
lättnad ontzet geruststelling; herademing; opluchting; reliëf; verademing; verlichting; verzachting
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fördövad beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
fördövat beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
upprörd geschokt; ontredderd; ontzet; van streek gebelgd; gekwetst; getroffen; misnoegd; onthutst; ontsteld; overstuur; verontwaardigd; verschrikt; verstoord
upprört geschokt; ontredderd; ontzet; van streek boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; opgefokt; opgehitst; overstuur; razend; tierend; woedend; woest

Verwante woorden van "ontzet":


ontzet vorm van ontzetten:

ontzetten werkwoord (ontzet, ontzette, ontzetten, ontzet)

  1. ontzetten (uit de macht ontzetten)
    avsätta; utvisa; frånta
    • avsätta werkwoord (avsätter, avsatte, avsatt)
    • utvisa werkwoord (utvisar, utvisade, utvisat)
    • frånta werkwoord (fråntar, fråntog, fråntagit)
  2. ontzetten (bevrijden van belegeraars; verlossen)
    släppa fri
    • släppa fri werkwoord (släpper fri, släppte fri, släppt fri)

Conjugations for ontzetten:

o.t.t.
  1. ontzet
  2. ontzet
  3. ontzet
  4. ontzetten
  5. ontzetten
  6. ontzetten
o.v.t.
  1. ontzette
  2. ontzette
  3. ontzette
  4. ontzetten
  5. ontzetten
  6. ontzetten
v.t.t.
  1. heb ontzet
  2. hebt ontzet
  3. heeft ontzet
  4. hebben ontzet
  5. hebben ontzet
  6. hebben ontzet
v.v.t.
  1. had ontzet
  2. had ontzet
  3. had ontzet
  4. hadden ontzet
  5. hadden ontzet
  6. hadden ontzet
o.t.t.t.
  1. zal ontzetten
  2. zult ontzetten
  3. zal ontzetten
  4. zullen ontzetten
  5. zullen ontzetten
  6. zullen ontzetten
o.v.t.t.
  1. zou ontzetten
  2. zou ontzetten
  3. zou ontzetten
  4. zouden ontzetten
  5. zouden ontzetten
  6. zouden ontzetten
en verder
  1. ben ontzet
  2. bent ontzet
  3. is ontzet
  4. zijn ontzet
  5. zijn ontzet
  6. zijn ontzet
diversen
  1. ontzet!
  2. ontzet!
  3. ontzet
  4. ontzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontzetten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsätta ontzetten; uit de macht ontzetten onttronen
frånta ontzetten; uit de macht ontzetten beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen
släppa fri bevrijden van belegeraars; ontzetten; verlossen vrijaf geven; vrijgeven
utvisa ontzetten; uit de macht ontzetten deporteren; uitzetten

Verwante woorden van "ontzetten":


Wiktionary: ontzetten


Cross Translation:
FromToVia
ontzetten röra move — to arouse the feelings or passions of
ontzetten bedöva; förbluffa abasourdirassourdir, étourdir par un grand bruit.
ontzetten avskeda; säga upp licenciercongédier un employé.
ontzetten förjaga renvoyerenvoyer de nouveau.
ontzetten bedöva; förbluffa stupéfierengourdir, diminuer ou suspendre le sentiment et le mouvement.

Verwante vertalingen van ontzet