Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- ontvouwen:
-
Wiktionary:
- ontvouwen → utbreda, utveckla, deploajera, förstora
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontvouwen (Nederlands) in het Zweeds
ontvouwen:
-
ontvouwen (openvouwen; uitspreiden; uitklappen; uitslaan; uitvouwen; openspreiden)
-
ontvouwen (uitleggen; verduidelijken; uiteenzetten)
Conjugations for ontvouwen:
o.t.t.
- ontvouw
- ontvouwt
- ontvouwt
- ontvouwen
- ontvouwen
- ontvouwen
o.v.t.
- ontvouwde
- ontvouwde
- ontvouwde
- ontvouwden
- ontvouwden
- ontvouwden
v.t.t.
- heb ontvouwd
- hebt ontvouwd
- heeft ontvouwd
- hebben ontvouwd
- hebben ontvouwd
- hebben ontvouwd
v.v.t.
- had ontvouwd
- had ontvouwd
- had ontvouwd
- hadden ontvouwd
- hadden ontvouwd
- hadden ontvouwd
o.t.t.t.
- zal ontvouwen
- zult ontvouwen
- zal ontvouwen
- zullen ontvouwen
- zullen ontvouwen
- zullen ontvouwen
o.v.t.t.
- zou ontvouwen
- zou ontvouwen
- zou ontvouwen
- zouden ontvouwen
- zouden ontvouwen
- zouden ontvouwen
en verder
- is ontvouwd
- zijn ontvouwd
diversen
- ontvouw!
- ontvouwt!
- ontvouwd
- ontvouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ontvouwen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förklara | ontvouwen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken | beschrijven; betogen; betonen; betuigen; demonstreren; duiden; mededelen; mening kenbaar maken; nader verklaren; opklaren; parafraseren; preciseren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; uitwerken; verduidelijken; verhalen; verkondigen; vertellen; wolken verdwijnen; zeggen |
göra tydligt | ontvouwen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken | |
klargöra | ontvouwen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken | accentueren; belichten; met licht beschijnen; ophelderen; opklaren; toelichten; verduidelijken; verhelderen; verklaren |
veckla upp | ontvouwen; openspreiden; openvouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen | afrollen; ontrollen; uitrollen |