Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ontvouwen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontvouwen (Nederlands) in het Zweeds

ontvouwen:

ontvouwen werkwoord (ontvouw, ontvouwt, ontvouwde, ontvouwden, ontvouwd)

  1. ontvouwen (openvouwen; uitspreiden; uitklappen; )
    veckla upp
    • veckla upp werkwoord (vecklar upp, vecklade upp, vecklat upp)
  2. ontvouwen (uitleggen; verduidelijken; uiteenzetten)
    klargöra; göra tydligt; förklara
    • klargöra werkwoord (klargör, klargjorde, klargjort)
    • göra tydligt werkwoord (gör tydligt, gjorde tydligt, gjort tydligt)
    • förklara werkwoord (förklarar, förklarade, förklarat)

Conjugations for ontvouwen:

o.t.t.
  1. ontvouw
  2. ontvouwt
  3. ontvouwt
  4. ontvouwen
  5. ontvouwen
  6. ontvouwen
o.v.t.
  1. ontvouwde
  2. ontvouwde
  3. ontvouwde
  4. ontvouwden
  5. ontvouwden
  6. ontvouwden
v.t.t.
  1. heb ontvouwd
  2. hebt ontvouwd
  3. heeft ontvouwd
  4. hebben ontvouwd
  5. hebben ontvouwd
  6. hebben ontvouwd
v.v.t.
  1. had ontvouwd
  2. had ontvouwd
  3. had ontvouwd
  4. hadden ontvouwd
  5. hadden ontvouwd
  6. hadden ontvouwd
o.t.t.t.
  1. zal ontvouwen
  2. zult ontvouwen
  3. zal ontvouwen
  4. zullen ontvouwen
  5. zullen ontvouwen
  6. zullen ontvouwen
o.v.t.t.
  1. zou ontvouwen
  2. zou ontvouwen
  3. zou ontvouwen
  4. zouden ontvouwen
  5. zouden ontvouwen
  6. zouden ontvouwen
en verder
  1. is ontvouwd
  2. zijn ontvouwd
diversen
  1. ontvouw!
  2. ontvouwt!
  3. ontvouwd
  4. ontvouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontvouwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förklara ontvouwen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken beschrijven; betogen; betonen; betuigen; demonstreren; duiden; mededelen; mening kenbaar maken; nader verklaren; opklaren; parafraseren; preciseren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; uitwerken; verduidelijken; verhalen; verkondigen; vertellen; wolken verdwijnen; zeggen
göra tydligt ontvouwen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken
klargöra ontvouwen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken accentueren; belichten; met licht beschijnen; ophelderen; opklaren; toelichten; verduidelijken; verhelderen; verklaren
veckla upp ontvouwen; openspreiden; openvouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen afrollen; ontrollen; uitrollen

Wiktionary: ontvouwen


Cross Translation:
FromToVia
ontvouwen utbreda; utveckla; deploajera déployerétendre, développer ce qui ployer.
ontvouwen förstora étendre — Traductions à trier suivant le sens