Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. onttronen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor onttronen (Nederlands) in het Zweeds

onttronen:

onttronen werkwoord (onttroon, onttroont, onttroonde, onttroonden, onttroond)

  1. onttronen
    avsätta; detronisera; störta från tronen
    • avsätta werkwoord (avsätter, avsatte, avsatt)
    • detronisera werkwoord (detroniserar, detroniserade, detroniserat)
    • störta från tronen werkwoord (störtar från tronen, störtade från tronen, störtat från tronen)

Conjugations for onttronen:

o.t.t.
  1. onttroon
  2. onttroont
  3. onttroont
  4. onttronen
  5. onttronen
  6. onttronen
o.v.t.
  1. onttroonde
  2. onttroonde
  3. onttroonde
  4. onttroonden
  5. onttroonden
  6. onttroonden
v.t.t.
  1. ben onttroond
  2. bent onttroond
  3. is onttroond
  4. zijn onttroond
  5. zijn onttroond
  6. zijn onttroond
v.v.t.
  1. was onttroond
  2. was onttroond
  3. was onttroond
  4. waren onttroond
  5. waren onttroond
  6. waren onttroond
o.t.t.t.
  1. zal onttronen
  2. zult onttronen
  3. zal onttronen
  4. zullen onttronen
  5. zullen onttronen
  6. zullen onttronen
o.v.t.t.
  1. zou onttronen
  2. zou onttronen
  3. zou onttronen
  4. zouden onttronen
  5. zouden onttronen
  6. zouden onttronen
en verder
  1. heb onttroond
  2. hebt onttroond
  3. heeft onttroond
  4. hebben onttroond
  5. hebben onttroond
  6. hebben onttroond
diversen
  1. onttroon!
  2. onttroont!
  3. onttroond
  4. onttronend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor onttronen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsätta onttronen ontzetten; uit de macht ontzetten
detronisera onttronen
störta från tronen onttronen