Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ontsteld:
  2. ontstellen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontsteld (Nederlands) in het Zweeds

ontsteld:

ontsteld bijvoeglijk naamwoord

  1. ontsteld (verschrikt; onthutst; getroffen)
    förvirrad; upprörd; skakad
  2. ontsteld (onthutst; getroffen; perplex; paf)
    handfallet; bestört; förfärad; förfärat
  3. ontsteld (verbouwereerd; verbaasd; stomverbaasd; )
    fördövat; fördövad

Vertaal Matrix voor ontsteld:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestört getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex
fördövad beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
fördövat beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
förfärad getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex doodsbang; zeer bang
förfärat getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex doodsbang; zeer bang
förvirrad getroffen; onthutst; ontsteld; verschrikt ongeregeld; onordelijk; ordeloos; rommelig; slordig; wanordelijk; warrig
handfallet getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex overbluft; overdonderd
skakad getroffen; onthutst; ontsteld; verschrikt
upprörd getroffen; onthutst; ontsteld; verschrikt gebelgd; gekwetst; geschokt; misnoegd; ontredderd; ontzet; overstuur; van streek; verontwaardigd; verstoord

Synoniemen voor "ontsteld":


Verwante definities voor "ontsteld":

  1. erg geschrokken en geschokt1
    • ik ben ontsteld over zijn gemene brief1

ontstellen:

ontstellen werkwoord (ontstel, ontstelt, ontstelde, ontstelden, ontsteld)

  1. ontstellen (verontrusten)
    överraska; skrämma; göra bestört
    • överraska werkwoord (överraskar, överraskade, överraskat)
    • skrämma werkwoord (skrämmer, skrämde, skrämt)
    • göra bestört werkwoord (gör bestört, gjorde bestört, gjort bestört)

Conjugations for ontstellen:

o.t.t.
  1. ontstel
  2. ontstelt
  3. ontstelt
  4. ontstellen
  5. ontstellen
  6. ontstellen
o.v.t.
  1. ontstelde
  2. ontstelde
  3. ontstelde
  4. ontstelden
  5. ontstelden
  6. ontstelden
v.t.t.
  1. ben ontsteld
  2. bent ontsteld
  3. is ontsteld
  4. zijn ontsteld
  5. zijn ontsteld
  6. zijn ontsteld
v.v.t.
  1. was ontsteld
  2. was ontsteld
  3. was ontsteld
  4. waren ontsteld
  5. waren ontsteld
  6. waren ontsteld
o.t.t.t.
  1. zal ontstellen
  2. zult ontstellen
  3. zal ontstellen
  4. zullen ontstellen
  5. zullen ontstellen
  6. zullen ontstellen
o.v.t.t.
  1. zou ontstellen
  2. zou ontstellen
  3. zou ontstellen
  4. zouden ontstellen
  5. zouden ontstellen
  6. zouden ontstellen
diversen
  1. ontstel!
  2. ontstelt!
  3. ontsteld
  4. ontstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontstellen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
göra bestört ontstellen; verontrusten
skrämma ontstellen; verontrusten angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; intimideren; laten schrikken; onder druk zetten; schokken; terroriseren; tiranniseren; verschrikken; vrees aanjagen
överraska ontstellen; verontrusten bevreemden; iemand overvallen met iets; iets onverwachts doen; verbazen; verbijsteren; verrassen; verwonderen

Wiktionary: ontstellen


Cross Translation:
FromToVia
ontstellen bedöva; förbluffa abasourdirassourdir, étourdir par un grand bruit.
ontstellen bedöva; förbluffa stupéfierengourdir, diminuer ou suspendre le sentiment et le mouvement.