Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ontrukken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontrukken (Nederlands) in het Zweeds

ontrukken:

ontrukken werkwoord (ontruk, ontrukt, ontrukte, ontrukten, ontrukt)

  1. ontrukken (iem. afdwingen; onttrekken)
    pressa någon på något

Conjugations for ontrukken:

o.t.t.
  1. ontruk
  2. ontrukt
  3. ontrukt
  4. ontrukken
  5. ontrukken
  6. ontrukken
o.v.t.
  1. ontrukte
  2. ontrukte
  3. ontrukte
  4. ontrukten
  5. ontrukten
  6. ontrukten
v.t.t.
  1. heb ontrukt
  2. hebt ontrukt
  3. heeft ontrukt
  4. hebben ontrukt
  5. hebben ontrukt
  6. hebben ontrukt
v.v.t.
  1. had ontrukt
  2. had ontrukt
  3. had ontrukt
  4. hadden ontrukt
  5. hadden ontrukt
  6. hadden ontrukt
o.t.t.t.
  1. zal ontrukken
  2. zult ontrukken
  3. zal ontrukken
  4. zullen ontrukken
  5. zullen ontrukken
  6. zullen ontrukken
o.v.t.t.
  1. zou ontrukken
  2. zou ontrukken
  3. zou ontrukken
  4. zouden ontrukken
  5. zouden ontrukken
  6. zouden ontrukken
en verder
  1. ben ontrukt
  2. bent ontrukt
  3. is ontrukt
  4. zijn ontrukt
  5. zijn ontrukt
  6. zijn ontrukt
diversen
  1. ontruk!
  2. ontrukt!
  3. ontrukt
  4. ontrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontrukken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pressa någon på något iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken

Wiktionary: ontrukken


Cross Translation:
FromToVia
ontrukken upprycka arracherdétacher avec effort, ôter de force.