Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ontroerd:
  2. ontroeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontroerd (Nederlands) in het Zweeds

ontroerd:

ontroerd bijvoeglijk naamwoord

  1. ontroerd
    taget; tagen; rörd; rört; gripet
    • taget bijvoeglijk naamwoord
    • tagen bijvoeglijk naamwoord
    • rörd bijvoeglijk naamwoord
    • rört bijvoeglijk naamwoord
    • gripet bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor ontroerd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gripet ontroerd
rörd ontroerd aangedaan; bewogen; geraakt; geroerd; getoucheerd
rört ontroerd geraakt; getoucheerd
tagen ontroerd
taget ontroerd

ontroeren:

ontroeren werkwoord (ontroer, ontroert, ontroerde, ontroerden, ontroerd)

  1. ontroeren (treffen; raken)
    röra
    • röra werkwoord (rör, rörde, rört)
  2. ontroeren (aangrijpen)
    känna
    • känna werkwoord (känner, kännde, kännt)

Conjugations for ontroeren:

o.t.t.
  1. ontroer
  2. ontroert
  3. ontroert
  4. ontroeren
  5. ontroeren
  6. ontroeren
o.v.t.
  1. ontroerde
  2. ontroerde
  3. ontroerde
  4. ontroerden
  5. ontroerden
  6. ontroerden
v.t.t.
  1. ben ontroerd
  2. bent ontroerd
  3. is ontroerd
  4. zijn ontroerd
  5. zijn ontroerd
  6. zijn ontroerd
v.v.t.
  1. was ontroerd
  2. was ontroerd
  3. was ontroerd
  4. waren ontroerd
  5. waren ontroerd
  6. waren ontroerd
o.t.t.t.
  1. zal ontroeren
  2. zult ontroeren
  3. zal ontroeren
  4. zullen ontroeren
  5. zullen ontroeren
  6. zullen ontroeren
o.v.t.t.
  1. zou ontroeren
  2. zou ontroeren
  3. zou ontroeren
  4. zouden ontroeren
  5. zouden ontroeren
  6. zouden ontroeren
diversen
  1. ontroer!
  2. ontroert!
  3. ontroerd
  4. ontroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontroeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
röra afdankertjes; allegaartje; bende; berg; bocht; geflikflooi; geklieder; gemier; gerotzooi; gezeur; hoop; hutspot; kliederboel; kliederen; knoeierij; mengelmoes; mengvoer; mikmak; opeenhoping; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; smerig spul; troep; zooi; zootje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
känna aangrijpen; ontroeren beleven; bemerken; bespeuren; betasten; bevoelen; ervaren; gewaarworden; iets voelen; kennen; merken; ondervinden; ontwaren; op de hoogte zijn; voelen; waarnemen; weten; zien
röra ontroeren; raken; treffen aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanstoken; belang inboezemen; beroeren; betreffen; bewegen; even aanraken; gaan; mixen; oppoken; opstoken; raken; roeren; rondroeren; slaan op; toucheren; verroeren; voelen; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zitten aan; zorg inboezemen

Wiktionary: ontroeren


Cross Translation:
FromToVia
ontroeren beröra; röra affect — to move to emotion
ontroeren röra move — to arouse the feelings or passions of
ontroeren röra touch — affect emotionally