Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontredderd (Nederlands) in het Zweeds
ontredderd:
-
ontredderd (van streek; geschokt; ontzet)
Vertaal Matrix voor ontredderd:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
upprörd | geschokt; ontredderd; ontzet; van streek | gebelgd; gekwetst; getroffen; misnoegd; onthutst; ontsteld; overstuur; verontwaardigd; verschrikt; verstoord |
upprört | geschokt; ontredderd; ontzet; van streek | boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; opgefokt; opgehitst; overstuur; razend; tierend; woedend; woest |
Verwante woorden van "ontredderd":
ontredderen:
-
ontredderen (van zijn stuk brengen; verwarren; in de war brengen)
Conjugations for ontredderen:
o.t.t.
- ontredder
- ontreddert
- ontreddert
- ontredderen
- ontredderen
- ontredderen
o.v.t.
- ontredderde
- ontredderde
- ontredderde
- ontredderden
- ontredderden
- ontredderden
v.t.t.
- ben ontredderd
- bent ontredderd
- is ontredderd
- zijn ontredderd
- zijn ontredderd
- zijn ontredderd
v.v.t.
- was ontredderd
- was ontredderd
- was ontredderd
- waren ontredderd
- waren ontredderd
- waren ontredderd
o.t.t.t.
- zal ontredderen
- zult ontredderen
- zal ontredderen
- zullen ontredderen
- zullen ontredderen
- zullen ontredderen
o.v.t.t.
- zou ontredderen
- zou ontredderen
- zou ontredderen
- zouden ontredderen
- zouden ontredderen
- zouden ontredderen
diversen
- ontredder!
- ontreddert!
- ontredderd
- ontredderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ontredderen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
göra någon nervös | in de war brengen; ontredderen; van zijn stuk brengen; verwarren |