Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ontredderd:
  2. ontredderen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontredderd (Nederlands) in het Zweeds

ontredderd:

ontredderd bijvoeglijk naamwoord

  1. ontredderd (van streek; geschokt; ontzet)
    upprörd; upprört

Vertaal Matrix voor ontredderd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
upprörd geschokt; ontredderd; ontzet; van streek gebelgd; gekwetst; getroffen; misnoegd; onthutst; ontsteld; overstuur; verontwaardigd; verschrikt; verstoord
upprört geschokt; ontredderd; ontzet; van streek boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; opgefokt; opgehitst; overstuur; razend; tierend; woedend; woest

Verwante woorden van "ontredderd":

  • ontredderde

ontredderen:

ontredderen werkwoord (ontredder, ontreddert, ontredderde, ontredderden, ontredderd)

  1. ontredderen (van zijn stuk brengen; verwarren; in de war brengen)
    göra någon nervös

Conjugations for ontredderen:

o.t.t.
  1. ontredder
  2. ontreddert
  3. ontreddert
  4. ontredderen
  5. ontredderen
  6. ontredderen
o.v.t.
  1. ontredderde
  2. ontredderde
  3. ontredderde
  4. ontredderden
  5. ontredderden
  6. ontredderden
v.t.t.
  1. ben ontredderd
  2. bent ontredderd
  3. is ontredderd
  4. zijn ontredderd
  5. zijn ontredderd
  6. zijn ontredderd
v.v.t.
  1. was ontredderd
  2. was ontredderd
  3. was ontredderd
  4. waren ontredderd
  5. waren ontredderd
  6. waren ontredderd
o.t.t.t.
  1. zal ontredderen
  2. zult ontredderen
  3. zal ontredderen
  4. zullen ontredderen
  5. zullen ontredderen
  6. zullen ontredderen
o.v.t.t.
  1. zou ontredderen
  2. zou ontredderen
  3. zou ontredderen
  4. zouden ontredderen
  5. zouden ontredderen
  6. zouden ontredderen
diversen
  1. ontredder!
  2. ontreddert!
  3. ontredderd
  4. ontredderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontredderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
göra någon nervös in de war brengen; ontredderen; van zijn stuk brengen; verwarren