Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontkrachten (Nederlands) in het Zweeds
ontkrachten:
-
ontkrachten (weerleggen; ontzenuwen)
Conjugations for ontkrachten:
o.t.t.
- ontkracht
- ontkracht
- ontkracht
- ontkrachten
- ontkrachten
- ontkrachten
o.v.t.
- ontkrachtte
- ontkrachtte
- ontkrachtte
- ontkrachtten
- ontkrachtten
- ontkrachtten
v.t.t.
- heb ontkracht
- hebt ontkracht
- heeft ontkracht
- hebben ontkracht
- hebben ontkracht
- hebben ontkracht
v.v.t.
- had ontkracht
- had ontkracht
- had ontkracht
- hadden ontkracht
- hadden ontkracht
- hadden ontkracht
o.t.t.t.
- zal ontkrachten
- zult ontkrachten
- zal ontkrachten
- zullen ontkrachten
- zullen ontkrachten
- zullen ontkrachten
o.v.t.t.
- zou ontkrachten
- zou ontkrachten
- zou ontkrachten
- zouden ontkrachten
- zouden ontkrachten
- zouden ontkrachten
en verder
- ben ontkracht
- bent ontkracht
- is ontkracht
- zijn ontkracht
- zijn ontkracht
- zijn ontkracht
diversen
- ontkracht!
- ontkracht!
- ontkracht
- ontkrachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ontkrachten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förstöra | afbraak; sloop | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förslöa | ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen | |
förstöra | ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen | 'n aframmeling geven; aantasten; aanvreten; afbreken; aframmelen; afrossen; bederven; beschadigen; breken; iets bederven; iets vergallen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; liquideren; neerhalen; omverhalen; ruineren; slopen; stukmaken; te gronde richten; uit elkaar halen; uitroeien; verbroddelen; verdelgen; vergallen; verkankeren; verklungelen; verknallen; verknoeien; vernielen; vernietigen; verpesten; verwoesten; verzieken |
försvaga | ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen | aan kracht inboeten; aftakelen; uitputten; verslappen; verzwakken; wegglijden; zwak worden; zwakker worden |
- | nietig maken; nietig verklaren; tenietdoen | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förstöra | laten exploderen; opblazen |
Wiktionary: ontkrachten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontkrachten | → motbevisa; vederlägga | ↔ disprove — to refute |
• ontkrachten | → trötta; uttrötta | ↔ fatiguer — affaiblir par une trop grande dépense de force. |