Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ontgoochelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontgoochelen (Nederlands) in het Zweeds

ontgoochelen:

ontgoochelen werkwoord (ontgoochel, ontgoochelt, ontgoochelde, ontgoochelden, ontgoocheld)

  1. ontgoochelen (teleurstellen; frustreren; tegenvallen; )
    desillusionera
    • desillusionera werkwoord (desillusionerar, desillusionerade, desillusionerat)

Conjugations for ontgoochelen:

o.t.t.
  1. ontgoochel
  2. ontgoochelt
  3. ontgoochelt
  4. ontgoochelen
  5. ontgoochelen
  6. ontgoochelen
o.v.t.
  1. ontgoochelde
  2. ontgoochelde
  3. ontgoochelde
  4. ontgoochelden
  5. ontgoochelden
  6. ontgoochelden
v.t.t.
  1. heb ontgoocheld
  2. hebt ontgoocheld
  3. heeft ontgoocheld
  4. hebben ontgoocheld
  5. hebben ontgoocheld
  6. hebben ontgoocheld
v.v.t.
  1. had ontgoocheld
  2. had ontgoocheld
  3. had ontgoocheld
  4. hadden ontgoocheld
  5. hadden ontgoocheld
  6. hadden ontgoocheld
o.t.t.t.
  1. zal ontgoochelen
  2. zult ontgoochelen
  3. zal ontgoochelen
  4. zullen ontgoochelen
  5. zullen ontgoochelen
  6. zullen ontgoochelen
o.v.t.t.
  1. zou ontgoochelen
  2. zou ontgoochelen
  3. zou ontgoochelen
  4. zouden ontgoochelen
  5. zouden ontgoochelen
  6. zouden ontgoochelen
en verder
  1. ben ontgoocheld
  2. bent ontgoocheld
  3. is ontgoocheld
  4. zijn ontgoocheld
  5. zijn ontgoocheld
  6. zijn ontgoocheld
diversen
  1. ontgoochel!
  2. ontgoochelt!
  3. ontgoocheld
  4. ontgoochelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontgoochelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desillusionera afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen desillusioneren

Wiktionary: ontgoochelen


Cross Translation:
FromToVia
ontgoochelen desillusionera disillusion — to free or deprive of illusion; to disenchant
ontgoochelen bedra; bedraga; lura; narra; göra besviken tromperabuser de la confiance de quelqu’un.