Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ontbering:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontbering (Nederlands) in het Zweeds

ontbering:

ontbering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de ontbering (nooddruft)
    umbärande; försakelse

Vertaal Matrix voor ontbering:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
försakelse nooddruft; ontbering
umbärande nooddruft; ontbering

Verwante woorden van "ontbering":

  • ontberingen

Wiktionary: ontbering


Cross Translation:
FromToVia
ontbering fråntagande; brist; lyte; saknad privationperte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.