Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. onschuld betuigen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor onschuld betuigen (Nederlands) in het Zweeds

onschuld betuigen:

onschuld betuigen werkwoord (betuig onschuld, betuigt onschuld, betoog onschuld, betogen onschuld, onschuld betogen)

  1. onschuld betuigen
    betyga sin oskuld
    • betyga sin oskuld werkwoord (betygar sin oskuld, betygade sin oskuld, betygat sin oskuld)

Conjugations for onschuld betuigen:

o.t.t.
  1. betuig onschuld
  2. betuigt onschuld
  3. betuigt onschuld
  4. betuigen onschuld
  5. betuigen onschuld
  6. betuigen onschuld
o.v.t.
  1. betoog onschuld
  2. betoog onschuld
  3. betoog onschuld
  4. betogen onschuld
  5. betogen onschuld
  6. betogen onschuld
v.t.t.
  1. heb onschuld betogen
  2. hebt onschuld betogen
  3. heeft onschuld betogen
  4. hebben onschuld betogen
  5. hebben onschuld betogen
  6. hebben onschuld betogen
v.v.t.
  1. had onschuld betogen
  2. had onschuld betogen
  3. had onschuld betogen
  4. hadden onschuld betogen
  5. hadden onschuld betogen
  6. hadden onschuld betogen
o.t.t.t.
  1. zal onschuld betuigen
  2. zult onschuld betuigen
  3. zal onschuld betuigen
  4. zullen onschuld betuigen
  5. zullen onschuld betuigen
  6. zullen onschuld betuigen
o.v.t.t.
  1. zou onschuld betuigen
  2. zou onschuld betuigen
  3. zou onschuld betuigen
  4. zouden onschuld betuigen
  5. zouden onschuld betuigen
  6. zouden onschuld betuigen
diversen
  1. betuig onschuld!
  2. betuigt onschuld!
  3. onschuld betogen
  4. onschuld betuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor onschuld betuigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betyga sin oskuld onschuld betuigen

Verwante vertalingen van onschuld betuigen