Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. omkopen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omkopen (Nederlands) in het Zweeds

omkopen:

omkopen werkwoord (koop om, koopt om, kocht om, kochten om, omgekocht)

  1. omkopen (corrumperen)
    sticka för
    • sticka för werkwoord (sticker för, stack för, stuckit för)

Conjugations for omkopen:

o.t.t.
  1. koop om
  2. koopt om
  3. koopt om
  4. kopen om
  5. kopen om
  6. kopen om
o.v.t.
  1. kocht om
  2. kocht om
  3. kocht om
  4. kochten om
  5. kochten om
  6. kochten om
v.t.t.
  1. heb omgekocht
  2. hebt omgekocht
  3. heeft omgekocht
  4. hebben omgekocht
  5. hebben omgekocht
  6. hebben omgekocht
v.v.t.
  1. had omgekocht
  2. had omgekocht
  3. had omgekocht
  4. hadden omgekocht
  5. hadden omgekocht
  6. hadden omgekocht
o.t.t.t.
  1. zal omkopen
  2. zult omkopen
  3. zal omkopen
  4. zullen omkopen
  5. zullen omkopen
  6. zullen omkopen
o.v.t.t.
  1. zou omkopen
  2. zou omkopen
  3. zou omkopen
  4. zouden omkopen
  5. zouden omkopen
  6. zouden omkopen
en verder
  1. ben omgekocht
  2. bent omgekocht
  3. is omgekocht
  4. zijn omgekocht
  5. zijn omgekocht
  6. zijn omgekocht
diversen
  1. koop om!
  2. koopt om!
  3. omgekocht
  4. omkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omkopen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sticka för corrumperen; omkopen spekken

Verwante definities voor "omkopen":

  1. geld of cadeaus geven op voorwaarde dat hij iets voor je doet1
    • hij heeft de politieagent omgekocht1

Wiktionary: omkopen

omkopen
verb
  1. (iemand ~) met behulp van geschenken, geld e.d. overhalen om van zijn plicht, partij, overtuiging te verzakent

Cross Translation:
FromToVia
omkopen muta bribe — to give a bribe
omkopen muta; besticka bestechen — eine Gabe an eine Amtsperson überlassen, um diese zur Verletzung ihrer Amtspflicht zu bewegen
omkopen smörja; muta graisserenduire de graisse, lubrifier, oindre avec un corps gras.
omkopen muta soudoyer — (vieilli) entretenir des gens de guerre, leur payer une solde.