Nederlands
Uitgebreide vertaling voor nut (Nederlands) in het Zweeds
nut:
-
het nut (nuttigheid)
-
het nut (zin; doel)
-
het nut (waarde)
Vertaal Matrix voor nut:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
användbarhet | nut; nuttigheid; waarde | bruikbaarheid; relevantie; utiliteit |
gagn | nut; nuttigheid | |
humör | doel; nut; zin | bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; psychische toestand; stemming |
mening | doel; nut; zin | bedoeling; beduidenis; beduiding; belang; betekenis; denkbeeld; dunk; gedachte; gewichtigheid; gezichtshoek; gezichtspunt; idee; import; inhoud; intentie; invalshoek; invoer; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; moedwil; oogpunt; oordeel; opinie; overtuiging; perspectief; standpunt; voornemen; zienswijs |
nytta | nut; nuttigheid; waarde | utiliteit |
nyttighet | nut; nuttigheid | |
sinne | doel; nut; zin | aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur; speurzin |
vilja | doel; nut; zin | intentie; laatste wil; moedwil; opzet; plan; testament; uiterste wilsbeschikking; voornemen |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vilja | wensen; willen |
Verwante woorden van "nut":
Wiktionary: nut
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nut | → användning | ↔ employment — use, purpose |
• nut | → avsikt | ↔ purpose — target |
• nut | → nytta; fördel | ↔ Nutzen — ein Vorteil, den man aus dem Gebrauch einer Sache zieht |
• nut | → gagn; intresse | ↔ intérêt — Ce qui importer, ce qui convient, en quelque manière que ce soit, à l’utilité, à l’avantage d’une personne ou d’une collectivité, d’un individu ou d’une personne morale, en ce qui concerner soit leur bien physique et matériel, soit leur bien |
• nut | → nytta; gagn | ↔ utilité — caractère de ce qui est utile. |