Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. noodlijdendheid:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor noodlijdendheid (Nederlands) in het Zweeds

noodlijdendheid:

noodlijdendheid [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. noodlijdendheid
    brist; nöd; armod; obestånd
    • brist [-en] zelfstandig naamwoord
    • nöd [-en] zelfstandig naamwoord
    • armod [-ett] zelfstandig naamwoord
    • obestånd zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor noodlijdendheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
armod noodlijdendheid armoedigheid; haveloosheid; misdeeldheid; sjofelheid
brist noodlijdendheid behoefte; gebrek; gemis; krapte; kwaaltje; manco; nulvoorraad; ontstentenis; schaarsheid; schaarste; tekort; tekortkoming
nöd noodlijdendheid
obestånd noodlijdendheid