Nederlands
Uitgebreide vertaling voor neerschieten (Nederlands) in het Zweeds
neerschieten:
-
neerschieten (schieten op)
-
neerschieten (overhoopschieten)
-
neerschieten
Conjugations for neerschieten:
o.t.t.
- schiet neer
- schiet neer
- schiet neer
- schieten neer
- schieten neer
- schieten neer
o.v.t.
- schoot neer
- schoot neer
- schoot neer
- schoten neer
- schoten neer
- schoten neer
v.t.t.
- heb neergeschoten
- hebt neergeschoten
- heeft neergeschoten
- hebben neergeschoten
- hebben neergeschoten
- hebben neergeschoten
v.v.t.
- had neergeschoten
- had neergeschoten
- had neergeschoten
- hadden neergeschoten
- hadden neergeschoten
- hadden neergeschoten
o.t.t.t.
- zal neerschieten
- zult neerschieten
- zal neerschieten
- zullen neerschieten
- zullen neerschieten
- zullen neerschieten
o.v.t.t.
- zou neerschieten
- zou neerschieten
- zou neerschieten
- zouden neerschieten
- zouden neerschieten
- zouden neerschieten
en verder
- ben neergeschoten
- bent neergeschoten
- is neergeschoten
- zijn neergeschoten
- zijn neergeschoten
- zijn neergeschoten
diversen
- schiet neer!
- schiet neer!
- neergeschoten
- neerschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
neerschieten (doodschieten; neerleggen)
skjuta till döds-
skjuta till döds zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor neerschieten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
skjuta till döds | doodschieten; neerleggen; neerschieten | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avfyra skott mot | neerschieten; schieten op | |
skjuta ned | neerschieten; overhoopschieten | afschieten; afvuren; naar beneden schieten; neerhalen; neersabelen; schieten; schoten lossen; vuren |
skjuta ner | neerschieten; overhoopschieten | afknallen; afschieten; doodschieten; fusilleren |
skjuta på | neerschieten; schieten op | aanjagen; aansporen; beschieten; bestoken; opjutten; opschorten; opschuiven; porren; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven |
skjuta till döds | afknallen; afschieten; doodschieten; fusilleren |
Wiktionary: neerschieten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• neerschieten | → skjuta | ↔ gun — shoot someone or something |
Computer vertaling door derden: