Nederlands
Uitgebreide vertaling voor narren (Nederlands) in het Zweeds
narren:
Vertaal Matrix voor narren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
plåga | hinderlijk persoon; lastpak; lastpost | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
besvära | koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren | molesteren; ontrieven; verlegen maken |
plåga | koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren | folteren; harrewarren; kwellen; martelen; pijnigen; wegpesten |
trakassera | koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren | harrewarren; intimideren; ringeloren; tiranniseren |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
plåga | kwelling |
Verwante woorden van "narren":
nar:
Vertaal Matrix voor nar:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
clown | gek; hansworst; kwast; kwibus; nar; zot | clown; grapjas; grappenmaker; guit; harlekijn; komiek; lolbroek; mallerd; olijkerd; paljas; pias; pierrot; potsenmaker; snaak; uilenspiegel |
fjant | gek; hansworst; kwast; kwibus; nar; zot | |
fån | gek; hansworst; kwast; kwibus; nar; zot | |
hovnarr | hofnar; nar | |
tönt | gek; hansworst; kwast; kwibus; nar; zot | druiloor; oen; schaapskop; sufferd; sul |
Verwante woorden van "nar":
Wiktionary: nar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nar | → narr | ↔ Narr — ein Gaukler und Spaßmacher im Mittelalter bei Hofe |