Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. minuscuul:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor minuscuul (Nederlands) in het Zweeds

minuscuul:

minuscuul bijvoeglijk naamwoord

  1. minuscuul (zeer klein)
    ringa; knappt; knapphändig; knapphändigt; snålt tilltaget; knappt tilltagen

Vertaal Matrix voor minuscuul:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ringa bellen; opbellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ringa aanbellen; bellen; door de telefoon praten; iemand opbellen; kiezen; kletteren; klingelen; opbellen; overgaan; rammelen; rinkelen; telefoneren; telefoontje plegen; tingelen; tinkelen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
ringa draaiend kiezen; kiezen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knapphändig minuscuul; zeer klein
knapphändigt minuscuul; zeer klein
knappt minuscuul; zeer klein eng; krap; met weinig ruimte; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
knappt tilltagen minuscuul; zeer klein
ringa minuscuul; zeer klein
snålt tilltaget minuscuul; zeer klein

Verwante woorden van "minuscuul":

  • minuscule

Wiktionary: minuscuul


Cross Translation:
FromToVia
minuscuul väldigt lite; mycket lite minute — very small
minuscuul liten small — not large
minuscuul jätteliten tiny — very small
minuscuul liten petit — De taille réduite.