Nederlands
Uitgebreide vertaling voor mijmeren (Nederlands) in het Zweeds
mijmeren:
-
mijmeren
Conjugations for mijmeren:
o.t.t.
- mijmer
- mijmert
- mijmert
- mijmeren
- mijmeren
- mijmeren
o.v.t.
- mijmerde
- mijmerde
- mijmerde
- mijmerden
- mijmerden
- mijmerden
v.t.t.
- heb gemijmerd
- hebt gemijmerd
- heeft gemijmerd
- hebben gemijmerd
- hebben gemijmerd
- hebben gemijmerd
v.v.t.
- had gemijmerd
- had gemijmerd
- had gemijmerd
- hadden gemijmerd
- hadden gemijmerd
- hadden gemijmerd
o.t.t.t.
- zal mijmeren
- zult mijmeren
- zal mijmeren
- zullen mijmeren
- zullen mijmeren
- zullen mijmeren
o.v.t.t.
- zou mijmeren
- zou mijmeren
- zou mijmeren
- zouden mijmeren
- zouden mijmeren
- zouden mijmeren
diversen
- mijmer!
- mijmert!
- gemijmerd
- mijmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor mijmeren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
drömma | mijmeren | dromen |
fundera | mijmeren | in gedachten verzonken zijn; nadenken; peinzen; piekeren; plussen; prakkiseren |
grubbla | mijmeren | bouderen; diep nadenken; een pruillip trekken; in gedachten verzonken zijn; nadenken; peinzen; piekeren; plussen; prakkiseren; pruilen |