Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. makheid:
  2. mak:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor makheid (Nederlands) in het Zweeds

makheid:

makheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de makheid (tamheid)
    tamhet
    • tamhet zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor makheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tamhet makheid; tamheid

Verwante woorden van "makheid":


makheid vorm van mak:

mak bijvoeglijk naamwoord

  1. mak (zachtaardig; zacht; goedhartig; )
    milt; ömsint; försiktigt; mild

Vertaal Matrix voor mak:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
försiktigt clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig alert; bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; hoede; omzichtig; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; zorgvuldig
mild clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
milt clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig amicaal; effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; kameraadschappelijk; plat; strak; vlak; vlakuit; vriendschappelijk
ömsint clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig

Verwante woorden van "mak":


Wiktionary: mak


Cross Translation:
FromToVia
mak hörsam; lydig obéissant — Qui obéir.