Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor maf (Nederlands) in het Zweeds
maf:
-
maf (geschift; gek; mesjogge; krankjorum; achterlijk; gestoord; niet goed snik; stupide; zot; idioot; krankzinnig; idioterig)
-
maf (vreemd; eigenaardig; dwaas; gek; typisch; mal)
besynnerlig; konstigt; underligt; besynnerligt; underlig-
besynnerlig bijvoeglijk naamwoord
-
konstigt bijvoeglijk naamwoord
-
underligt bijvoeglijk naamwoord
-
besynnerligt bijvoeglijk naamwoord
-
underlig bijvoeglijk naamwoord
-
-
maf (krankjorum; mesjogge; getikt; kierewiet; geschift; knots; hoorndol; mal)
-
maf (dwaas; gek; idioot)
Vertaal Matrix voor maf:
Synoniemen voor "maf":
Antoniemen van "maf":
Verwante definities voor "maf":
maf vorm van maffen:
Conjugations for maffen:
o.t.t.
- maf
- maft
- maft
- maffen
- maffen
- maffen
o.v.t.
- mafte
- mafte
- mafte
- maften
- maften
- maften
v.t.t.
- heb gemaft
- hebt gemaft
- heeft gemaft
- hebben gemaft
- hebben gemaft
- hebben gemaft
v.v.t.
- had gemaft
- had gemaft
- had gemaft
- hadden gemaft
- hadden gemaft
- hadden gemaft
o.t.t.t.
- zal maffen
- zult maffen
- zal maffen
- zullen maffen
- zullen maffen
- zullen maffen
o.v.t.t.
- zou maffen
- zou maffen
- zou maffen
- zouden maffen
- zouden maffen
- zouden maffen
diversen
- maf!
- maft!
- gemaft
- maffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor maffen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kvarta | maffen; meuren; pitten; slapen | |
slafa | maffen; meuren; pitten; slapen | |
sova | maffen; meuren; pitten; slapen | |
tryna | maffen; meuren; pitten; slapen |