Nederlands
Uitgebreide vertaling voor lui (Nederlands) in het Zweeds
lui:
-
lui (werkschuw; traag)
arbetsskygg; arbetsskyggt; trög; trögt; slött-
arbetsskygg bijvoeglijk naamwoord
-
arbetsskyggt bijvoeglijk naamwoord
-
trög bijvoeglijk naamwoord
-
trögt bijvoeglijk naamwoord
-
slött bijvoeglijk naamwoord
-
-
lui (niets doend)
lat; slött; ointresserad; ointresserat-
lat bijvoeglijk naamwoord
-
slött bijvoeglijk naamwoord
-
ointresserad bijvoeglijk naamwoord
-
ointresserat bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor lui:
Verwante woorden van "lui":
Antoniemen van "lui":
Verwante definities voor "lui":
Wiktionary: lui
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lui | → slö; lat | ↔ lazy — unwilling to work |
• lui | → folk | ↔ people — a body of human beings; a group of two or more persons |
• lui | → folk | ↔ Leute — eine Gruppe von Personen, Menschen meist unbestimmter, aber auch bestimmter Anzahl |
• lui | → folk | ↔ Leute — Kollektivum: die Menschen im Allgemeinen, gewöhnliche Menschen |