Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor loot (Nederlands) in het Zweeds
loot:
Vertaal Matrix voor loot:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gren | loot; takje; twijg | deelsoort; sectie; steun; steunpilaar; tak; toeverlaat; vakgroep; vertakking; zijtak |
kvist | loot; takje; twijg | |
skott | loot; scheut; spruit; stekje | afknallen; dwarsschot; spruitjes |
spö | loot; takje; twijg | karwats; oeverriet; riet; rietstengel; rotan; zweep |
stickling | loot; scheut; spruit; stekje | jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek |
ättling | loot; takje; twijg | afstammeling; nakomeling; telg |
Verwante woorden van "loot":
loten:
-
loten (verloten)
Conjugations for loten:
o.t.t.
- loot
- loot
- loot
- loten
- loten
- loten
o.v.t.
- lootte
- lootte
- lootte
- lootten
- lootten
- lootten
v.t.t.
- heb geloot
- hebt geloot
- heeft geloot
- hebben geloot
- hebben geloot
- hebben geloot
v.v.t.
- had geloot
- had geloot
- had geloot
- hadden geloot
- hadden geloot
- hadden geloot
o.t.t.t.
- zal loten
- zult loten
- zal loten
- zullen loten
- zullen loten
- zullen loten
o.v.t.t.
- zou loten
- zou loten
- zou loten
- zouden loten
- zouden loten
- zouden loten
diversen
- loot!
- loot!
- geloot
- lotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor loten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lotta ut | loten; verloten |