Nederlands
Uitgebreide vertaling voor looien (Nederlands) in het Zweeds
looien:
-
looien (leerlooien; tanen)
Conjugations for looien:
o.t.t.
- looi
- looit
- looit
- looien
- looien
- looien
o.v.t.
- looide
- looide
- looide
- looiden
- looiden
- looiden
v.t.t.
- heb gelooid
- hebt gelooid
- heeft gelooid
- hebben gelooid
- hebben gelooid
- hebben gelooid
v.v.t.
- had gelooid
- had gelooid
- had gelooid
- hadden gelooid
- hadden gelooid
- hadden gelooid
o.t.t.t.
- zal looien
- zult looien
- zal looien
- zullen looien
- zullen looien
- zullen looien
o.v.t.t.
- zou looien
- zou looien
- zou looien
- zouden looien
- zouden looien
- zouden looien
en verder
- ben gelooid
- bent gelooid
- is gelooid
- zijn gelooid
- zijn gelooid
- zijn gelooid
diversen
- looi!
- looit!
- gelooid
- looiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor looien:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
garva | leerlooien; looien; tanen | hinniken; lachen; paardegeluid maken; schateren |
sola | leerlooien; looien; tanen | zonnen |
Verwante woorden van "looien":
looi:
Vertaal Matrix voor looi:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
eklut | looi |