Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. lokaal:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lokaal (Nederlands) in het Zweeds

lokaal:

lokaal bijvoeglijk naamwoord

  1. lokaal (hier en daar; plaatselijk)
    lokal; här och där

lokaal [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het lokaal (leslokaal; schoollokaal)
    klassrum

Vertaal Matrix voor lokaal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klassrum leslokaal; lokaal; schoollokaal klaslokaal; klassenlokaal; schoollokaal; vaklokaal
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lokal hier en daar; lokaal; plaatselijk binnenlands; on-premises
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
lokal faciliteit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
här och där hier en daar; lokaal; plaatselijk

Verwante woorden van "lokaal":

  • lokaaltje, lokaaltjes, lokale

Wiktionary: lokaal


Cross Translation:
FromToVia
lokaal gemak; kammare chambre — Toute pièce habitable d’une maison et principalement une chambre à coucher.
lokaal aktstycke; gemak; kammare; bit piècepartie, portion, morceau d’un tout.
lokaal gemak; kammare sallepièce d’un bâtiment.

Verwante vertalingen van lokaal