Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor leventje (Nederlands) in het Zweeds
leventje:
Vertaal Matrix voor leventje:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
liv | leventje | bestaan; bestendigheid; drukte; duurzaamheid; existentie; gedrang; geharrewar; leven; levens; stampei; tamtam; toeloop; toevloed; zijn |
Verwante woorden van "leventje":
leventje vorm van leven:
-
leven (wonen; verblijven; resideren; logeren)
-
leven (bestaan; zijn; existeren)
-
leven (te werk gaan; werken; opereren; manipuleren; procederen; optreden; handelen)
Conjugations for leven:
o.t.t.
- leef
- leeft
- leeft
- leven
- leven
- leven
o.v.t.
- leefde
- leefde
- leefde
- leefden
- leefden
- leefden
v.t.t.
- heb geleefd
- hebt geleefd
- heeft geleefd
- hebben geleefd
- hebben geleefd
- hebben geleefd
v.v.t.
- had geleefd
- had geleefd
- had geleefd
- hadden geleefd
- hadden geleefd
- hadden geleefd
o.t.t.t.
- zal leven
- zult leven
- zal leven
- zullen leven
- zullen leven
- zullen leven
o.v.t.t.
- zou leven
- zou leven
- zou leven
- zouden leven
- zouden leven
- zouden leven
en verder
- ben geleefd
- bent geleefd
- is geleefd
- zijn geleefd
- zijn geleefd
- zijn geleefd
diversen
- leef!
- leeft!
- geleefd
- levend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het leven (existentie; zijn; bestaan)
-
het leven (tumult; pandemonium; opschudding; heksenketel; beroering; drukte; lawaai; rumoer; geraas; heibel)
-
het leven (lawaai; kabaal; rumoer; spektakel; herrie)
Vertaal Matrix voor leven:
Verwante woorden van "leven":
Synoniemen voor "leven":
Antoniemen van "leven":
Verwante definities voor "leven":
Wiktionary: leven
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• leven | → liv | ↔ life — The state between birth and death |
• leven | → liv | ↔ life — a status given to an entity with the properties of replication and metabolism |
• leven | → liv | ↔ life — the essence of the manifestation and the foundation of the being |
• leven | → liv | ↔ life — the subjective and inner manifestation of the individual |
• leven | → liv | ↔ life — A worthwhile existence |
• leven | → leva | ↔ live — be alive |
• leven | → liv | ↔ Leben — der Inbegriff alles Organischen, basierend auf Stoffwechsel, Vermehrung und Wachstum |
• leven | → liv | ↔ Leben — persönliche Laufbahn, beginnend mit der Geburt und endend mit dem Tod, kurz für Lebensweg |
• leven | → liv | ↔ Leben — Computerspiele: verbleibender Versuch, der nach einem virtuellen Tod noch zur Verfügung steht |
• leven | → liv | ↔ Leben — kurz für: Lebensumstände |
• leven | → leva | ↔ leben — Biologie: Stoffwechsel betreiben, sich vermehren und wachsen |
• leven | → leva | ↔ leben — seine Existenz gestalten |
• leven | → leva | ↔ leben — wohnen |
• leven | → leva | ↔ vivre — douer de vie, être en vie. |