Nederlands

Uitgebreide vertaling voor leukheid (Nederlands) in het Zweeds

leukheid:

leukheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de leukheid
    vits; ordlek
    • vits [-en] zelfstandig naamwoord
    • ordlek [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor leukheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ordlek leukheid woordspeling
vits leukheid aardigheid; bak; farce; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; lolletje; mop; pretje; scherts; schertsvertoning

Verwante woorden van "leukheid":


leukheid vorm van leuk:

leuk bijvoeglijk naamwoord

  1. leuk (prettig; aangenaam; plezierig; )
    trevligt; angenäm; trevlig; lyckligt; lycklig; glatt; angenämt; behagligt
  2. leuk (sympathiek; aardig; lief)
    tilltalande; välvillig; välvilligt; sympatiskt
  3. leuk (grappig; koddig; lollig; )
    söt; sött; gulligt
    • söt bijvoeglijk naamwoord
    • sött bijvoeglijk naamwoord
    • gulligt bijvoeglijk naamwoord
  4. leuk (prettig)
    trevlig; trevligt
  5. leuk (komisch; grappig; humoristisch; )
    roligt; komiskt; lustig; komisk; lustigt

Vertaal Matrix voor leuk:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tilltalande aardig; leuk; lief; sympathiek aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; fascinerend; uitnodigend; verleidelijk
- fijn; fraai; mooi; prettig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angenäm aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig aangenaam; genietbaar; plezierig; te genieten
angenämt aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig aangenaam; comfortabel; fijn; gemakkelijk; genietbaar; geriefelijk; lekker; prettig; te genieten
behagligt aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig aangenaam; aanvallig; behaaglijk; bevallig; comfortabel; draagbaar; fijn; gemakkelijk; geriefelijk; gerieflijk; goedzittend; gracieus; jofel; lekker; plezierig; poeslief; prettig; senang; sierlijk
glatt aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; fleurig; gelukkig; glad; glibberig; heugelijk; heuglijk; jolig; kleurrijk; lachziek; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tevreden; tierig; uitgelaten; verblijd; verblijdend; vergenoegd; verheugd; voldaan; vreugdevol; vrolijk
gulligt geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig allerliefst; dottig; enig; lief; schattig; snoezig; vertederend
komisk grappig; humoristisch; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk humoristische
komiskt grappig; humoristisch; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk humoristische; komisch
lustig grappig; humoristisch; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk bengelachtig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig
lustigt grappig; humoristisch; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk bengelachtig; guitig; kwajongensachtig; leuke; ondeugend; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig
lycklig aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig blijmoedig; fortuinlijk; gelukkig; gelukzalig; heugelijk; heuglijk; opgewekt; verblijdend; verrukt; zalig; zielsgelukkig
lyckligt aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig blijmoedig; dolgelukkig; fortuinlijk; geluk genietend; gelukkig; gelukzalig; heugelijk; heuglijk; opgewekt; verblijdend; verrukt; zalig; zielsgelukkig
roligt grappig; humoristisch; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk humoristische; leuke; leukjes
sympatiskt aardig; leuk; lief; sympathiek goedgunstig; welwillend
söt geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig bevallig; knap; mooi; schoon; suikerachtig; suikerig; welgemaakt; zoet; zoetsmakend
sött geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig bevallig; elegant; gracieus; knap; lieflijk; mooi; schoon; sierlijk; suikerachtig; suikerig; welgemaakt; zoet; zoetig; zoetsmakend
trevlig aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig aangenaam; betoverend; bijzonder aangenaam; comfortabel; fijn; gemakkelijk; geriefelijk; gezellig; heugelijk; heuglijk; huiselijk; knus; knusjes; lekker; luisterrijk; magnifiek; menswaardig; prachtig; prettig; schitterend; verblijdend
trevligt aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; betoverend; bevallig; charmant; comfortabel; fijn; gemakkelijk; genietbaar; geriefelijk; heugelijk; heuglijk; jofel; knap; lekker; luisterrijk; magnifiek; menswaardig; mooi; plezierig; prachtig; prettig; schitterend; te genieten; verblijdend
välvillig aardig; leuk; lief; sympathiek aangenaam; aardig; amicaal; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; goedwillig; hulpvaardig; kameraadschappelijk; plezierig; voorkomend; vriendelijk; vriendschappelijk; welwillend; zachtaardig
välvilligt aardig; leuk; lief; sympathiek aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedgunstig; goedhartig; goedwillig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; weldadig; welwillend; zachtaardig

Verwante woorden van "leuk":


Synoniemen voor "leuk":


Antoniemen van "leuk":


Verwante definities voor "leuk":

  1. waarvan je in een goede stemming komt1
    • we hebben een leuke vakantie gehad1
  2. prettig om te zien of te horen1
    • wat een leuke jurk heb je aan1
  3. waar je om kunt lachen1
    • ik vind dit een leuke grap1

Wiktionary: leuk


Cross Translation:
FromToVia
leuk rolig; kul; skojig; gamman; lustig; skoj fun — enjoyable, amusing
leuk snäll kind — affectionate, nice
leuk vänlig; sympatisk nice — pleasant
leuk snygg; flott; behändig; duktig; händig; skicklig; praktisk; tjusig nifty — good, useful
leuk lustig; löjlig drôle — Comique, marrant, rigolo. (Sens général).
leuk behagfull mignon — Qui, dans son apparence menue, offre de la grâce et de la gentillesse