Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
underbar
|
|
saletjonker; salonheld
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
-
|
smakelijk
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
angenämt
|
aangenaam; fijn; lekker; prettig
|
aangenaam; behaaglijk; comfortabel; fijn; gemakkelijk; genietbaar; geriefelijk; leuk; plezant; plezierig; prettig; te genieten
|
aptitlig
|
aanlokkelijk; lekker; smakelijk; verlokkend
|
appetijtelijk
|
aptitligt
|
aanlokkelijk; lekker; smakelijk; verlokkend
|
appetijtelijk
|
behaglig
|
aangenaam; fijn; lekker; prettig
|
aangenaam; behaaglijk; draagbaar; gerieflijk; goedzittend; jofel; knus; poeslief; senang
|
behagligt
|
aangenaam; fijn; lekker; prettig
|
aangenaam; aanvallig; behaaglijk; bevallig; comfortabel; draagbaar; fijn; gemakkelijk; geriefelijk; gerieflijk; goedzittend; gracieus; jofel; leuk; plezant; plezierig; poeslief; prettig; senang; sierlijk
|
god
|
aanlokkelijk; lekker; smakelijk; verlokkend
|
weldadig
|
himmelskt
|
heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig
|
goddelijk; heerlijk; hemels; paradijselijk; tot de hemel behorend; verrukkelijk; zalig
|
härlig
|
aanlokkelijk; heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verlokkend; verrukkelijk; zalig
|
betoverend; glorierijk; heilig; lieflijk; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend; verheerlijkt; zalig
|
härligt
|
aanlokkelijk; heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verlokkend; verrukkelijk; zalig
|
beeldschoon; betoverend; geschikt; glorierijk; heerlijk; heilig; lieflijk; luisterrijk; magnifiek; mieters; prachtig; riant; schitterend; tof; verheerlijkt; verrukkelijk; zalig
|
kostbart
|
heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig
|
duur; kostbaar; prijzig
|
kostlig
|
aanlokkelijk; lekker; smakelijk; verlokkend
|
|
kostligt
|
aanlokkelijk; lekker; smakelijk; verlokkend
|
|
njutbart
|
aangenaam; fijn; lekker; prettig
|
genietbaar; te genieten
|
trevlig
|
aangenaam; fijn; lekker; prettig
|
aangenaam; behaaglijk; betoverend; bijzonder aangenaam; comfortabel; fijn; gemakkelijk; geriefelijk; gezellig; heugelijk; heuglijk; huiselijk; knus; knusjes; leuk; luisterrijk; magnifiek; menswaardig; plezant; plezierig; prachtig; prettig; schitterend; verblijdend
|
trevligt
|
aangenaam; fijn; lekker; prettig
|
aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; behaaglijk; bekoorlijk; betoverend; bevallig; charmant; comfortabel; fijn; gemakkelijk; genietbaar; geriefelijk; heugelijk; heuglijk; jofel; knap; leuk; luisterrijk; magnifiek; menswaardig; mooi; plezant; plezierig; prachtig; prettig; schitterend; te genieten; verblijdend
|
underbar
|
heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig
|
beeldig; beeldschoon; dolletjes; enig; fantastisch; fenomenaal; geschikt; geweldig; glorierijk; groots; heerlijk; heilig; kiplekker; kostelijk; mieters; prima; puik; riant; tof; uitstekend; verheerlijkt; verrukkelijk; voortreffelijk; wonderbaarlijk; zalig
|
underbart
|
heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig
|
allerliefst; beeldig; beeldschoon; betoverend; dolletjes; dottig; enig; geschikt; glorierijk; heerlijk; heilig; kiplekker; kostelijk; lief; liefelijk; lieflijk; luisterrijk; magnifiek; mieters; prachtig; prima; riant; schattig; schitterend; snoezig; tof; uitstekend; verheerlijkt; verrukkelijk; vertederend; voortreffelijk; wonderbaarlijk; zalig
|
utsökt
|
heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig
|
heel mooi; riant; uitgelezen
|