Nederlands
Uitgebreide vertaling voor legeren (Nederlands) in het Zweeds
legeren:
-
legeren
Conjugations for legeren:
o.t.t.
- legeer
- legeert
- legeert
- legeren
- legeren
- legeren
o.v.t.
- legeerde
- legeerde
- legeerde
- legeerden
- legeerden
- legeerden
v.t.t.
- heb gelegeerd
- hebt gelegeerd
- heeft gelegeerd
- hebben gelegeerd
- hebben gelegeerd
- hebben gelegeerd
v.v.t.
- had gelegeerd
- had gelegeerd
- had gelegeerd
- hadden gelegeerd
- hadden gelegeerd
- hadden gelegeerd
o.t.t.t.
- zal legeren
- zult legeren
- zal legeren
- zullen legeren
- zullen legeren
- zullen legeren
o.v.t.t.
- zou legeren
- zou legeren
- zou legeren
- zouden legeren
- zouden legeren
- zouden legeren
en verder
- ben gelegeerd
- bent gelegeerd
- is gelegeerd
- zijn gelegeerd
- zijn gelegeerd
- zijn gelegeerd
diversen
- legeer!
- legeert!
- gelegeerd
- legerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor legeren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ligga i läger | legeren | |
tälta | legeren |
Verwante woorden van "legeren":
leger:
-
het leger (krijgsmacht; legermacht; strijdmacht; troepenmacht)
-
het leger (strijdmacht; heir; legermacht; krijgsmacht)
stridsmakt-
stridsmakt zelfstandig naamwoord
-
-
het leger (hol van een dier; hol; schuilplaats)
-
het leger (hazenleger; lager)
-
leger (militair)
militäriskt; militärt; militärisk-
militäriskt bijvoeglijk naamwoord
-
militärt bijvoeglijk naamwoord
-
militärisk bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor leger:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
armé | krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht; troepenmacht | heerschaar; landleger; landmacht; legerschaar |
beväpnade styrkor | krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht; troepenmacht | |
håla | hol; hol van een dier; leger; schuilplaats | gewrichtsholte; gewrichtskom; grot; hok; hol; hut; hutje; kom; nest; spelonk |
läger | hazenleger; lager; leger | kamp; kampement; legering; legerkamp |
mysrum | hol; hol van een dier; leger; schuilplaats | |
stridsmakt | heir; krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht | |
styrka | krijgsmacht; leger; legermacht; strijdmacht; troepenmacht | dynamiek; energie; felheid; fermheid; fiksheid; flinkheid; forsheid; gedrongenheid; kracht; krachtdadigheid; macht; spierkracht; sterkte; stevigheid; vermogen; werkgroep |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
militärisk | leger; militair | |
militäriskt | leger; militair | |
militärt | leger; militair |
Verwante woorden van "leger":
Synoniemen voor "leger":
Verwante definities voor "leger":
Computer vertaling door derden: