Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. lap:
  2. lappen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lap (Nederlands) in het Zweeds

lap:

lap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de lap (vod; prul; homp; )
    skräp; lump
    • skräp [-ett] zelfstandig naamwoord
    • lump [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de lap (doek)
    duk; trasa
    • duk [-en] zelfstandig naamwoord
    • trasa [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de lap (poetslap)
    putstrasa; putsduk
  4. de lap (stuk stof)
    duk; trasa; putstrasa
    • duk [-en] zelfstandig naamwoord
    • trasa [-en] zelfstandig naamwoord
    • putstrasa zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
duk doek; lap; stuk stof doekje; laken; tafelkleed; tafelkleedje; tafellaken
lump flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje
putsduk lap; poetslap
putstrasa lap; poetslap; stuk stof doekje
skräp flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje afval; junk; kaf; ongewenste e-mail; prullaria; rommel; rotzooi; strooisel; vuilnis
trasa doek; lap; stuk stof

Verwante woorden van "lap":


Wiktionary: lap


Cross Translation:
FromToVia
lap lapp chiffonmauvais linge, mauvais morceau d'étoffe ou rognure d’une étoffe neuf.
lap lapp lambeaumorceau d’une étoffe déchirer.

lappen:

lappen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de lappen (doeken)
    kläder
  2. de lappen
    kuponger

lappen werkwoord (lap, lapt, lapte, lapten, gelapt)

  1. lappen (voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen)
    utföra; uträtta
    • utföra werkwoord (utför, utförde, utfört)
    • uträtta werkwoord (uträttar, uträttade, uträttat)
  2. lappen (iemand iets flikken; leveren; flikken)
    göra någon illa
    • göra någon illa werkwoord (gör någon illa, gjorde någon illa, gjort någon illa)

Conjugations for lappen:

o.t.t.
  1. lap
  2. lapt
  3. lapt
  4. lappen
  5. lappen
  6. lappen
o.v.t.
  1. lapte
  2. lapte
  3. lapte
  4. lapten
  5. lapten
  6. lapten
v.t.t.
  1. heb gelapt
  2. hebt gelapt
  3. heeft gelapt
  4. hebben gelapt
  5. hebben gelapt
  6. hebben gelapt
v.v.t.
  1. had gelapt
  2. had gelapt
  3. had gelapt
  4. hadden gelapt
  5. hadden gelapt
  6. hadden gelapt
o.t.t.t.
  1. zal lappen
  2. zult lappen
  3. zal lappen
  4. zullen lappen
  5. zullen lappen
  6. zullen lappen
o.v.t.t.
  1. zou lappen
  2. zou lappen
  3. zou lappen
  4. zouden lappen
  5. zouden lappen
  6. zouden lappen
en verder
  1. ben gelapt
  2. bent gelapt
  3. is gelapt
  4. zijn gelapt
  5. zijn gelapt
  6. zijn gelapt
diversen
  1. lap!
  2. lapt!
  3. gelapt
  4. lappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lappen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kläder doeken; lappen gewaad; goed; jurk; kledij; kleding; kleertjes; kleren; plunje; robe; tenue
kuponger lappen
utföra gehoor; gevolg; gevolg geven aan
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
göra någon illa flikken; iemand iets flikken; lappen; leveren
utföra bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen doen; handelen; kwijten; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; voltrekken; zich voltrekken
uträtta bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten

Verwante woorden van "lappen":


Verwante definities voor "lappen":

  1. geld geven1
    • wil jij ook even lappen voor het cadeau?1
  2. schoonmaken van ramen1
    • ik moet de ramen nog lappen1

Wiktionary: lappen


Cross Translation:
FromToVia
lappen flicka rapiécermettre des pièces à du linge, à des habits, à des meubles.