Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. lamheid:
  2. lam:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lamheid (Nederlands) in het Zweeds

lamheid:

lamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de lamheid (verlamdheid; verlamming)
    förlamning

Vertaal Matrix voor lamheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förlamning lamheid; verlamdheid; verlamming kreupelheid; lamlegging

Verwante woorden van "lamheid":

  • lamheden, lam

lam:

lam bijvoeglijk naamwoord

  1. lam (kreupel; mank)
    rörelsehandikappad; rörelsehandikappat; lamt
  2. lam (verlamd)
    paralyserad

lam [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het lam (lammetje)
    lamm
    • lamm [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lam:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lamm lam; lammetje
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lamt kreupel; lam; mank
paralyserad lam; verlamd
rörelsehandikappad kreupel; lam; mank
rörelsehandikappat kreupel; lam; mank

Verwante woorden van "lam":


Synoniemen voor "lam":


Verwante definities voor "lam":

  1. jong van een schaap1
    • er is een lammetje geboren1
  2. als je het niet kunt bewegen1
    • hij heeft een lamme arm1

Wiktionary: lam


Cross Translation:
FromToVia
lam lammkött; lamm lamb — flesh of lamb as food
lam lamm lamb — young sheep
lam lam lame — unable to walk properly because of a problem with one's feet or legs
lam lamm Lamm — das junge Schaf
lam lamm Lammunzählbar: Fleisch vom [1]
lam lamm agneau — éleva|fr petit du mouton et de la brebis.