Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. laaghartig:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor laaghartig (Nederlands) in het Zweeds

laaghartig:

laaghartig bijvoeglijk naamwoord

  1. laaghartig (laag; laag-bij-de-grond; gemeen; onedel)
    låg; elak; lågt; elakt; ont; nedrigt
    • låg bijvoeglijk naamwoord
    • elak bijvoeglijk naamwoord
    • lågt bijvoeglijk naamwoord
    • elakt bijvoeglijk naamwoord
    • ont bijvoeglijk naamwoord
    • nedrigt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor laaghartig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
låg laagterecord
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
elak gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel gemeen; kwaadwillig; liederlijk; met slechte intentie; onzedelijk; slecht; vals; verdorven; verregaand zedenloos; vicieus
elakt gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel achterbaks; doortrapt; ellende; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; hatelijk; kwaadwillig; kwalijk; leep; liederlijk; listig; malheur; met slechte intentie; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; onzedelijk; pech; ramp; rampspoed; slecht; slinks; sluw; snood; stekelig; stiekem; tegenslag; tegenspoed; terugslag; uitgekookt; vals; verdorven; verregaand zedenloos; vicieus; vijandig
låg gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel bedrukt; donker; dubieus; duister; gedrukt; glibberig; laag; laaghangend; mismoedig; moedeloos; niet hoog; obscuur; onguur; terneergeslagen; verdacht
lågt gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel bedrukt; donker; dubieus; duister; gedrukt; gemeen; glibberig; kwaadwillig; laag; laaghangend; met slechte intentie; mismoedig; moedeloos; niet hoog; obscuur; onguur; slecht; terneergeslagen; vals; verdacht
nedrigt gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel
ont gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel

Verwante woorden van "laaghartig":


Wiktionary: laaghartig


Cross Translation:
FromToVia
laaghartig föraktlig; låg abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.
laaghartig modlös; nedrig lâche — Qui n’est pas tendre, qui n’est pas serrer comme il pouvoir ou devoir l’être.