Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kwijnend (Nederlands) in het Zweeds
kwijnend:
-
kwijnend (armetierig)
dröja sig kvar-
dröja sig kvar bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor kwijnend:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dröja sig kvar | blijven; toeven; vertoeven; verwijlen | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dröja sig kvar | armetierig; kwijnend |
kwijnend vorm van kwijnen:
-
kwijnen (verkwijnen; wegkwijnen)
-
kwijnen (smachten; kwijnend verlangen; snakken)
Conjugations for kwijnen:
o.t.t.
- kwijn
- kwijnt
- kwijnt
- kwijnen
- kwijnen
- kwijnen
o.v.t.
- kwijnde
- kwijnde
- kwijnde
- kwijnden
- kwijnden
- kwijnden
v.t.t.
- ben gekwijnd
- bent gekwijnd
- is gekwijnd
- zijn gekwijnd
- zijn gekwijnd
- zijn gekwijnd
v.v.t.
- was gekwijnd
- was gekwijnd
- was gekwijnd
- waren gekwijnd
- waren gekwijnd
- waren gekwijnd
o.t.t.t.
- zal kwijnen
- zult kwijnen
- zal kwijnen
- zullen kwijnen
- zullen kwijnen
- zullen kwijnen
o.v.t.t.
- zou kwijnen
- zou kwijnen
- zou kwijnen
- zouden kwijnen
- zouden kwijnen
- zouden kwijnen
diversen
- kwijn!
- kwijnt!
- gekwijnd
- kwijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kwijnen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
åtrå | begeerte; hunkering | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
längta | kwijnen; verkwijnen; wegkwijnen | ambiëren |
trängta efter | kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken | |
tråna | kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken; verkwijnen; wegkwijnen | hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen |
åstunda | kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken | hunkeren; sterk verlangen |
åtrå | kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken | een sterke begeerte hebben naar; geilen; hongeren naar |