Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
affär
|
aangelegenheid; affaire; geval; kwestie; zaak
|
deal; transactie; verkoop; winkel; winkelruimte; winkelzaak; zaak
|
angelägenhet
|
aangelegenheid; affaire; geval; issue; kwestie; punt; zaak
|
urgentie
|
fajta
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
|
fall
|
casus; geval; kwestie
|
achteruitgang; buiteling; buitelingen; debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting; inzinking; naamval; tuimeling; tuimelingen
|
fråga
|
issue; kwestie; punt
|
interpellatie; query; substantie; vraag
|
problem
|
geval; kwestie; opgaaf; opgave; probleem; vraagstuk; zaak; zwaarte
|
beroeringen; knik; kwesties; moeilijkheden; narigheden; problematiek; problemen; sores; strubbeling; zorgen
|
resultat
|
issue; kwestie; punt
|
afloop; consequentie; effect; effecten; gevolg; ontknopingen; pandbrieven; resultaat; resultante; uitkomst; uitkomsten; uitvloeisel; voortvloeisel; winsten
|
rättsfråga
|
geval; kwestie; zaak
|
rechtspunt
|
sak
|
aangelegenheid; affaire; geval; issue; kwestie; punt; zaak
|
oorzaak; substantie
|
strida
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
|
stridsfråga
|
geval; kwestie; zaak
|
|
uppgift
|
kwestie; opgaaf; opgave; probleem; vraagstuk; zwaarte
|
arbeid; bevelschrift; consigne; dwangbevel; job; karwei; karweitje; klusje; opdracht; order; taak
|
utgang
|
issue; kwestie; punt
|
|
ämne
|
issue; kwestie; punt
|
onderdaan; onderwerp; onderwerpen; thema; thema's
|
-
|
moeilijkheid; probleem; zaak
|
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fråga
|
|
afvragen; bidden; navragen; onderzoeken; smeken; speuren; verwonderen; verzoeken; vorsen; vraag stellen; vragen
|
strida
|
|
aanvechten; bestrijden; betwisten; knokken; matten; strijden; vechten
|