Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kwak (Nederlands) in het Zweeds
kwak:
Vertaal Matrix voor kwak:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
droppe | kledder; klodder; kwak; lik | borrel; drop; dropping; druppel; kleine slok; neut; slokje; staande receptie |
klick | kledder; klodder; kwak; lik | factie; groepering; klont; klonter |
krocka | dreun; klap; knal; kwak; smak | hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer |
sammanstöta | dreun; klap; knal; kwak; smak |
Verwante woorden van "kwak":
Wiktionary: kwak
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kwak | → natthäger | ↔ Nachtreiher — Zoologie, Ornithologie: Vogel aus der Familie der Reiher |
• kwak | → kvack | ↔ quack — sound made by a duck |
kwak vorm van kwakken:
-
kwakken (neerkwakken; smakken)
Conjugations for kwakken:
o.t.t.
- kwak
- kwakt
- kwakt
- kwakken
- kwakken
- kwakken
o.v.t.
- kwakte
- kwakte
- kwakte
- kwakten
- kwakten
- kwakten
v.t.t.
- heb gekwakt
- hebt gekwakt
- heeft gekwakt
- hebben gekwakt
- hebben gekwakt
- hebben gekwakt
v.v.t.
- had gekwakt
- had gekwakt
- had gekwakt
- hadden gekwakt
- hadden gekwakt
- hadden gekwakt
o.t.t.t.
- zal kwakken
- zult kwakken
- zal kwakken
- zullen kwakken
- zullen kwakken
- zullen kwakken
o.v.t.t.
- zou kwakken
- zou kwakken
- zou kwakken
- zouden kwakken
- zouden kwakken
- zouden kwakken
en verder
- is gekwakt
diversen
- kwak!
- kwakt!
- gekwakt
- kwakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de kwakken (kledders)
Vertaal Matrix voor kwakken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
droppar | kledders; kwakken | gedruppel; scheutjes |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hiva ner | kwakken; neerkwakken; smakken | |
kasta ner | kwakken; neerkwakken; smakken | eraf gooien; eraf werpen; naar beneden gooien; naar beneden werpen; neergooien; neerwerpen; omlaag werpen; op de grond gooien |
slänga ner | kwakken; neerkwakken; smakken |