Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kwaaltje (Nederlands) in het Zweeds
kwaaltje:
-
het kwaaltje
Vertaal Matrix voor kwaaltje:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brist | kwaaltje | behoefte; gebrek; gemis; krapte; manco; noodlijdendheid; nulvoorraad; ontstentenis; schaarsheid; schaarste; tekort; tekortkoming |
krämpa | kwaaltje | aandoening; kwaal; lichamelijke aandoening; slepende ziekte; stoornis |
last | kwaaltje | belading; gevoelslast; inladen; lading; ladingen; last; schroefbank; verlading; vracht; vrachten; vrachtgoed |
åkomma | kwaaltje | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
krämpa | stuiptrekken |
Verwante woorden van "kwaaltje":
kwaal:
-
de kwaal (slepende ziekte; stoornis)
Vertaal Matrix voor kwaal:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
besvär | kwaal; slepende ziekte; stoornis | ergernis; hinder; hinderlijk persoon; last; lastpak; lastpost; leed; moeite; overlast; pijn; rompslomp; soesa; veel gedoe |
krämpa | kwaal; slepende ziekte; stoornis | aandoening; kwaaltje; lichamelijke aandoening |
sjukdom | kwaal; slepende ziekte; stoornis | aandoening; lichamelijke aandoening; misselijkheid; ongemak; ongesteldheid; onpasselijkheid; ziekte |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
krämpa | stuiptrekken |
Verwante woorden van "kwaal":
Wiktionary: kwaal
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kwaal | → plåga; kval | ↔ Qual — Schmerz, Leid, etwas physisch oder psychisch belastendes |
• kwaal | → sjuka; sjukdom; svaghet | ↔ infirmité — affection congénitale ou accidentelle qui gêne ou empêcher le fonctionnement de telle ou telle partie de l’organisme. |
• kwaal | → sjuka; sjukdom | ↔ maladie — maladie |