Kwaad in het Zweeds vertaald uit het Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

kwaad:
- uppretat; uppretad; förbannad; ilsket; arg; förbannat; upprört; irriterad; argt; irriterat; ursinnigt; sur; ilsken; surt; jätte argt; jätte arg
- hin håle; djävul; satan; den lede
Wiktionary:
- kwaad → arg, ond, kolerisk, elak, ondska, uppsåtlig, fel, illa, illvillig, skälm-, skälkaktig, an, dålig, ful, slätt, stygg

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kwaad (Nederlands) in het Zweeds

kwaad:

kwaad bijvoeglijk naamwoord

kwaad (vertoornd; boos; razend; furieus; nijdig; woest; spinnijdig; ziedend; toornig)
uppretat; uppretad
- uppretat bijvoeglijk naamwoord
- uppretad bijvoeglijk naamwoord
kwaad (woedend; boos; furieus; hels; razend; nijdig; woest; dol; laaiend; tierend)
förbannad; ilsket; arg; förbannat; upprört; irriterad; argt; irriterat; ursinnigt
- förbannad bijvoeglijk naamwoord
- ilsket bijvoeglijk naamwoord
- arg bijvoeglijk naamwoord
- förbannat bijvoeglijk naamwoord
- upprört bijvoeglijk naamwoord
- irriterad bijvoeglijk naamwoord
- argt bijvoeglijk naamwoord
- irriterat bijvoeglijk naamwoord
- ursinnigt bijvoeglijk naamwoord
kwaad (verbolgen; boos; gebelgd; giftig; nijdig; vertoornd)
sur; förbannat; ilsken; surt; ilsket; argt
- sur bijvoeglijk naamwoord
- förbannat bijvoeglijk naamwoord
- ilsken bijvoeglijk naamwoord
- surt bijvoeglijk naamwoord
- ilsket bijvoeglijk naamwoord
- argt bijvoeglijk naamwoord
kwaad (zeer boos; woedend; giftig; bitter; nijdig)
jätte argt; jätte arg
- jätte argt bijvoeglijk naamwoord
- jätte arg bijvoeglijk naamwoord

kwaad [het ~] zelfstandig naamwoord

het kwaad (duivel; demon; satan)
hin håle; djävul; satan; den lede
- hin håle zelfstandig naamwoord
- djävul [-en] zelfstandig naamwoord
- satan zelfstandig naamwoord !
- den lede zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kwaad:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
den lede	demon; duivel; kwaad; satan
djävul	demon; duivel; kwaad; satan
hin håle	demon; duivel; kwaad; satan
satan	demon; duivel; kwaad; satan	boosaardig wezen; kwelduivel
uppretad		lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sur		verbitteren; vergrammen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	boos; nijdig
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
arg	boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest	vergramd
argt	boos; dol; furieus; gebelgd; giftig; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; verbolgen; vertoornd; woedend; woest	onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt
förbannad	boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest	donders; erg boos; gedoemd; spinnijdig; verdikkeme; verdoemd; verdomd; verdomme; verdorie; verduiveld; vervloekt; verwenst
förbannat	boos; dol; furieus; gebelgd; giftig; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; verbolgen; vertoornd; woedend; woest	erg boos; gedoemd; spinnijdig; verdikkeme; verdoemd; verdomd; verdomme; verdorie; vervloekt; verwenst
ilsken	boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd	fel; heftig; hevig; verwoed
ilsket	boos; dol; furieus; gebelgd; giftig; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; verbolgen; vertoornd; woedend; woest	fel; heftig; hevig; verwoed
irriterad	boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest	geirriteerd; gemelijk; knorrig; nurks; ontstoken; stuurs; wrevelig
irriterat	boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest	aangebrand; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; ontstemd; ontstoken; pissig; prikkelbaar
jätte arg	bitter; giftig; kwaad; nijdig; woedend; zeer boos
jätte argt	bitter; giftig; kwaad; nijdig; woedend; zeer boos
satan		donders; verduiveld
sur	boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd	bitter; galachtig; gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontstemd; wrevelig; zuur
surt	boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd	bitter; galachtig; gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontstemd; wrang; wrevelig; zuur; zuur smakend
uppretad	boos; furieus; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend	onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt
uppretat	boos; furieus; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend	onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt
upprört	boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest	geschokt; ontredderd; ontzet; opgefokt; opgehitst; overstuur; van streek
ursinnigt	boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest	panisch

Verwante woorden van "kwaad":

kwaadheid, kwaads, kwade

Synoniemen voor "kwaad":

boos; nijdig

Antoniemen van "kwaad":

blij; opgewekt; verheugd; vrolijk; goed

Verwante definities voor "kwaad":

als je je opwindt omdat je hem ergens de schuld van geeft¹
- hij was erg kwaad op de man die hem aanreed¹
wat schade veroorzaakt en/of niet in orde is¹
- deze hond doet geen kwaad¹

Wiktionary: kwaad

Cross Translation:

From	To	Via
• kwaad	→ arg	↔ angry — displaying anger
• kwaad	→ ond	↔ bad — evil, wicked
• kwaad	→ kolerisk	↔ choleric — easily becoming angry
• kwaad	→ elak; ond	↔ evil — intending to harm
• kwaad	→ ondska; ond	↔ evil — evil
• kwaad	→ uppsåtlig	↔ malicious — Of, pertaining to, or as a result of malice or spite
• kwaad	→ fel	↔ wrong — opposite of right
• kwaad	→ ond; arg	↔ böse — von bösen Gefühlen, Gedanken erfüllt, verleitet, bestimmt; verärgert, wütend
• kwaad	→ elak; ond	↔ böse — moralisch falsch, nicht gut; bösartig
• kwaad	→ illa	↔ schlecht — moralisch nicht akzeptabel
• kwaad	→ illvillig; skälm-; skälkaktig	↔ malicieux — Qui a de la malice, qui porter à nuire, à mal faire.
• kwaad	→ an; dålig; ful; illa; ond; slätt; stygg	↔ mauvais — défavorable ; qui cause une impression défavorable.

Verwante vertalingen van kwaad

¹Muiswerk Woordenboek

Vertaal kwaad van Nederlands naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor kwaad (Nederlands) in het Zweeds

kwaad:

kwaad bijvoeglijk naamwoord

kwaad (vertoornd; boos; razend; furieus; nijdig; woest; spinnijdig; ziedend; toornig)

kwaad (woedend; boos; furieus; hels; razend; nijdig; woest; dol; laaiend; tierend)

kwaad (verbolgen; boos; gebelgd; giftig; nijdig; vertoornd)

kwaad (zeer boos; woedend; giftig; bitter; nijdig)

kwaad [het ~] zelfstandig naamwoord

het kwaad (duivel; demon; satan)

Vertaal Matrix voor kwaad:

Verwante woorden van "kwaad":

Synoniemen voor "kwaad":

Antoniemen van "kwaad":

Verwante definities voor "kwaad":

Wiktionary: kwaad

Verwante vertalingen van kwaad