Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ren
|
|
rendier
|
rengöring
|
kuis; kuising; reinigen; reiniging; schoonmaak; schoonmaken; zuivering
|
kuising; opruiming; reinigen; reiniging; schoonmaak; schoonmaken; wassen; wassing; zuivering
|
rensning
|
kuis; kuising; reinigen; reiniging; schoonmaak; schoonmaken; zuivering
|
kuising; opruiming; reinigen; reiniging; schoonmaak; schoonmaken; verwijderen; zuivering
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dygdigt
|
gekuist; kuis
|
|
hygienisk
|
hygienisch; kuis; rein; schoon; zuiver
|
hygiënisch
|
hygieniskt
|
hygienisch; kuis; rein; schoon; zuiver
|
|
jungfruelig
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
|
jungfrueligt
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
|
klyftig
|
eerbaar; kuis; zedig
|
|
klyftigt
|
eerbaar; kuis; zedig
|
gis; schrander; slim
|
kysk
|
gekuist; kuis
|
onbevlekt; onbezoedeld; onschuldig; rein; vlekkeloos
|
kyskt
|
gekuist; kuis
|
onbevlekt; onbezoedeld; onschuldig; rein; vlekkeloos
|
oskuldsfullt
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; onschuldig; puur; schuldeloos; schuldloos; virginaal; zuiver
|
ren
|
kuis; maagdelijk; net; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; schoon; zuiver
|
deugdzaam; eerzaam; gaaf; gekuist; gereinigd; louter; maagdelijk; netjes; onaangeraakt; ongerept; onvermengd; onversneden; opgeruimd; ordelijk; proper; pure; puur; schoon; virginaal; zedig; zedig gemaakt; zuiver; zuivere
|
rent
|
kuis; maagdelijk; net; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; schoon; zuiver
|
deugdzaam; eerzaam; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; klinkklaar; louter; maagdelijk; netjes; onaangeraakt; onbevlekt; onbezoedeld; ongerept; onschuldig; onvermengd; proper; pure; puur; regelrecht; rein; ronduit; schoon; virginaal; vlekkeloos; zedig; zedig gemaakt; zuiver; zuivere
|
ärbar
|
gekuist; kuis
|
decent; edelachtbaar; eerbaar; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; welvoeglijk
|
ärbart
|
gekuist; kuis
|
decent; edelachtbaar; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; keurig; kies; manierlijk; netjes; respectabel; welvoeglijk
|