Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- kruimelend:
- kruimelen:
-
Wiktionary:
- kruimelen → sönderdela, dissocier, lösa
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kruimelend (Nederlands) in het Zweeds
kruimelend:
Vertaal Matrix voor kruimelend:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förfallen | brokkelig; kruimelend; kruimig | achterstallig |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förfallet | brokkelig; kruimelend; kruimig | aftands; beëindigd; bouwvallig; gammel; ruïneus; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij |
vittrande | brokkelig; kruimelend; kruimig |
kruimelen:
-
kruimelen (brokkelen)
Conjugations for kruimelen:
o.t.t.
- kruimel
- kruimelt
- kruimelt
- kruimelen
- kruimelen
- kruimelen
o.v.t.
- kruimelde
- kruimelde
- kruimelde
- kruimelden
- kruimelden
- kruimelden
v.t.t.
- heb gekruimeld
- hebt gekruimeld
- heeft gekruimeld
- hebben gekruimeld
- hebben gekruimeld
- hebben gekruimeld
v.v.t.
- had gekruimeld
- had gekruimeld
- had gekruimeld
- hadden gekruimeld
- hadden gekruimeld
- hadden gekruimeld
o.t.t.t.
- zal kruimelen
- zult kruimelen
- zal kruimelen
- zullen kruimelen
- zullen kruimelen
- zullen kruimelen
o.v.t.t.
- zou kruimelen
- zou kruimelen
- zou kruimelen
- zouden kruimelen
- zouden kruimelen
- zouden kruimelen
diversen
- kruimel!
- kruimelt!
- gekruimeld
- kruimelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kruimelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
falla sönder | brokkelen; kruimelen | kapotgaan; onklaar raken; stukgaan |
förfalla | brokkelen; kruimelen | afnemen; afrotten; bederven; bouwvallig worden; dalen; declineren; minder worden; minderen; ongeldig worden; rotten; tanen; teruggaan; vergaan; verkommeren; verminderen; vermolmen; verrotten; vervallen; wegrotten |
smula sönder | brokkelen; kruimelen |