Nederlands
Uitgebreide vertaling voor krompraten (Nederlands) in het Zweeds
krompraten:
-
krompraten (brabbelen)
Conjugations for krompraten:
o.t.t.
- praat krom
- praat krom
- praat krom
- praten krom
- praten krom
- praten krom
o.v.t.
- praatte krom
- praatte krom
- praatte krom
- praatten krom
- praatten krom
- praatten krom
v.t.t.
- heb krom gepraat
- hebt krom gepraat
- heeft krom gepraat
- hebben krom gepraat
- hebben krom gepraat
- hebben krom gepraat
v.v.t.
- had krom gepraat
- had krom gepraat
- had krom gepraat
- hadden krom gepraat
- hadden krom gepraat
- hadden krom gepraat
o.t.t.t.
- zal krompraten
- zult krompraten
- zal krompraten
- zullen krompraten
- zullen krompraten
- zullen krompraten
o.v.t.t.
- zou krompraten
- zou krompraten
- zou krompraten
- zouden krompraten
- zouden krompraten
- zouden krompraten
diversen
- praat krom!
- praat krom!
- krom gepraat
- krompratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor krompraten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
babbla | prietpraat | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
babbla | brabbelen; krompraten | bazelen; doorslaan; eruit flappen; lallen; overbrieven; raffelen; uit de school klappen; uitflappen; uitklappen; verklappen; verklikken; verraden; wauwelen |
prata | brabbelen; krompraten | babbelen; communiceren; een conversatie hebben; in contact staan; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen |