Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kringel:
  2. kringelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kringel (Nederlands) in het Zweeds

kringel:

kringel [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. kringel (kringvormig; kring)
    cirkel; ring; rondell
    • cirkel [-en] zelfstandig naamwoord
    • ring [-en] zelfstandig naamwoord
    • rondell [-en] zelfstandig naamwoord
  2. kringel (cirkeltje; kringetje)
    hårlock; liten ring

Vertaal Matrix voor kringel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cirkel kring; kringel; kringvormig bond; cirkel; cirkelvorm; club; gilde; kring; orde; organisatie; ringetje; rondje; societiet; soos; unie; vereniging
hårlock cirkeltje; kringel; kringetje bos haar; haarkrul; haarkuif; haarlok; haarsliert; krul; krullende haarlok; krulletje; kuif; lok; rank; ranken
liten ring cirkeltje; kringel; kringetje ringetje; rondje
ring kring; kringel; kringvormig cirkel; kring; ringetje; rondje
rondell kring; kringel; kringvormig klaverblad; rotonde; verkeersplein

Verwante woorden van "kringel":


kringelen:

kringelen werkwoord (kringel, kringelt, kringelde, kringelden, gekringeld)

  1. kringelen (in kringetjes ronddraaien)
    cirkla
    • cirkla werkwoord (cirklar, cirklade, cirklat)

Conjugations for kringelen:

o.t.t.
  1. kringel
  2. kringelt
  3. kringelt
  4. kringelen
  5. kringelen
  6. kringelen
o.v.t.
  1. kringelde
  2. kringelde
  3. kringelde
  4. kringelden
  5. kringelden
  6. kringelden
v.t.t.
  1. ben gekringeld
  2. bent gekringeld
  3. is gekringeld
  4. zijn gekringeld
  5. zijn gekringeld
  6. zijn gekringeld
v.v.t.
  1. was gekringeld
  2. was gekringeld
  3. was gekringeld
  4. waren gekringeld
  5. waren gekringeld
  6. waren gekringeld
o.t.t.t.
  1. zal kringelen
  2. zult kringelen
  3. zal kringelen
  4. zullen kringelen
  5. zullen kringelen
  6. zullen kringelen
o.v.t.t.
  1. zou kringelen
  2. zou kringelen
  3. zou kringelen
  4. zouden kringelen
  5. zouden kringelen
  6. zouden kringelen
en verder
  1. heeft gekringeld
  2. hebben gekringeld
diversen
  1. kringel!
  2. kringelt!
  3. gekringeld
  4. kringelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kringelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cirkla in kringetjes ronddraaien; kringelen cirkelen; draaien om; omcirkelen; omheenrijden

Verwante woorden van "kringelen":