Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. krach:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor krach (Nederlands) in het Zweeds

krach:

krach [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de krach
    krasch
    • krasch [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de krach (beurskrach)
    krasch; börskrasch

Vertaal Matrix voor krach:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
börskrasch beurskrach; krach
krasch beurskrach; krach crash; vastloper

Verwante woorden van "krach":

  • krachs

Wiktionary: krach


Cross Translation:
FromToVia
krach bankrutt; cession; fallissemang; konkurs banqueroutedélit accompli par le commerçant ou dirigeant qui commet certaines fautes graves alors qu'avoir lieu le redressement ou la liquidation judiciaire du commerce ou de la société gérée, pour cause d’insolvabilité réelle ou feinte.