Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor krabbel (Nederlands) in het Zweeds

krabbel:

krabbel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de krabbel (aantekening; briefje; kattebelletje; )
    notering; kort brev; anteckning
  2. de krabbel (kladbriefje; kladje; kattebelletje; schrijfsel; krabbelbriefje)
    kladd; kladdande; kluddande
  3. de krabbel (slecht handschrift; hanenpoten; gekrabbel; gekladder; prulgeschrift)
    dålig skrivstil

Vertaal Matrix voor krabbel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anteckning aantekening; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; schrijfsel aantekening; annoteren; noot; notering; notitie; opschrijving; optekening; zakelijke notitie
dålig skrivstil gekladder; gekrabbel; hanenpoten; krabbel; prulgeschrift; slecht handschrift gekrabbel; hanenpoten; onbeholpen slecht schrift
kladd kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; krabbelbriefje; schrijfsel geklodder; schets; schetstekening; tekening
kladdande kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; krabbelbriefje; schrijfsel
kluddande kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; krabbelbriefje; schrijfsel
kort brev aantekening; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; schrijfsel
notering aantekening; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; schrijfsel aantekening; noot; notering; notitie; opschrijving; optekening

Verwante woorden van "krabbel":


Wiktionary: krabbel


Cross Translation:
FromToVia
krabbel namnteckning; underskrift signature — Nom d’une personne écrit de sa main, mis à la fin d’une lettre, d’un contrat, ou d’un acte quelconque, pour le certifier, pour le confirmer, pour le rendre valable.

krabbel vorm van krabbelen:

krabbelen werkwoord (krabbel, krabbelt, krabbelde, krabbelden, gekrabbeld)

  1. krabbelen
    skrapa; klottra; krafsa
    • skrapa werkwoord (skrapar, skrapade, skrapat)
    • klottra werkwoord (klottrar, klottrade, klottrat)
    • krafsa werkwoord (krafsar, krafsade, krafsat)

Conjugations for krabbelen:

o.t.t.
  1. krabbel
  2. krabbelt
  3. krabbelt
  4. krabbelen
  5. krabbelen
  6. krabbelen
o.v.t.
  1. krabbelde
  2. krabbelde
  3. krabbelde
  4. krabbelden
  5. krabbelden
  6. krabbelden
v.t.t.
  1. heb gekrabbeld
  2. hebt gekrabbeld
  3. heeft gekrabbeld
  4. hebben gekrabbeld
  5. hebben gekrabbeld
  6. hebben gekrabbeld
v.v.t.
  1. had gekrabbeld
  2. had gekrabbeld
  3. had gekrabbeld
  4. hadden gekrabbeld
  5. hadden gekrabbeld
  6. hadden gekrabbeld
o.t.t.t.
  1. zal krabbelen
  2. zult krabbelen
  3. zal krabbelen
  4. zullen krabbelen
  5. zullen krabbelen
  6. zullen krabbelen
o.v.t.t.
  1. zou krabbelen
  2. zou krabbelen
  3. zou krabbelen
  4. zouden krabbelen
  5. zouden krabbelen
  6. zouden krabbelen
en verder
  1. ben gekrabbeld
  2. bent gekrabbeld
  3. is gekrabbeld
  4. zijn gekrabbeld
  5. zijn gekrabbeld
  6. zijn gekrabbeld
diversen
  1. krabbel!
  2. krabbelt!
  3. gekrabbeld
  4. krabbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

krabbelen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. krabbelen (met de nagels krabbelen; gekrabbel)

Vertaal Matrix voor krabbelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skrapa berisping; hark; krab; krabwond; kras; reprimande; schram; standje; terechtwijzing
skrapa med naglarna gekrabbel; krabbelen; met de nagels krabbelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klottra krabbelen kalken; kladden; pennen; schrijven
krafsa krabbelen
skrapa krabbelen afschrappen; harken

Verwante woorden van "krabbelen":