Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- krabbel:
- krabbelen:
-
Wiktionary:
- krabbel → namnteckning, underskrift
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor krabbel (Nederlands) in het Zweeds
krabbel:
-
de krabbel (aantekening; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; schrijfsel)
-
de krabbel (kladbriefje; kladje; kattebelletje; schrijfsel; krabbelbriefje)
-
de krabbel (slecht handschrift; hanenpoten; gekrabbel; gekladder; prulgeschrift)
dålig skrivstil-
dålig skrivstil zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor krabbel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anteckning | aantekening; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; schrijfsel | aantekening; annoteren; noot; notering; notitie; opschrijving; optekening; zakelijke notitie |
dålig skrivstil | gekladder; gekrabbel; hanenpoten; krabbel; prulgeschrift; slecht handschrift | gekrabbel; hanenpoten; onbeholpen slecht schrift |
kladd | kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; krabbelbriefje; schrijfsel | geklodder; schets; schetstekening; tekening |
kladdande | kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; krabbelbriefje; schrijfsel | |
kluddande | kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; krabbelbriefje; schrijfsel | |
kort brev | aantekening; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; schrijfsel | |
notering | aantekening; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; schrijfsel | aantekening; noot; notering; notitie; opschrijving; optekening |
Verwante woorden van "krabbel":
Wiktionary: krabbel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• krabbel | → namnteckning; underskrift | ↔ signature — Nom d’une personne écrit de sa main, mis à la fin d’une lettre, d’un contrat, ou d’un acte quelconque, pour le certifier, pour le confirmer, pour le rendre valable. |
krabbel vorm van krabbelen:
-
krabbelen
Conjugations for krabbelen:
o.t.t.
- krabbel
- krabbelt
- krabbelt
- krabbelen
- krabbelen
- krabbelen
o.v.t.
- krabbelde
- krabbelde
- krabbelde
- krabbelden
- krabbelden
- krabbelden
v.t.t.
- heb gekrabbeld
- hebt gekrabbeld
- heeft gekrabbeld
- hebben gekrabbeld
- hebben gekrabbeld
- hebben gekrabbeld
v.v.t.
- had gekrabbeld
- had gekrabbeld
- had gekrabbeld
- hadden gekrabbeld
- hadden gekrabbeld
- hadden gekrabbeld
o.t.t.t.
- zal krabbelen
- zult krabbelen
- zal krabbelen
- zullen krabbelen
- zullen krabbelen
- zullen krabbelen
o.v.t.t.
- zou krabbelen
- zou krabbelen
- zou krabbelen
- zouden krabbelen
- zouden krabbelen
- zouden krabbelen
en verder
- ben gekrabbeld
- bent gekrabbeld
- is gekrabbeld
- zijn gekrabbeld
- zijn gekrabbeld
- zijn gekrabbeld
diversen
- krabbel!
- krabbelt!
- gekrabbeld
- krabbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
krabbelen (met de nagels krabbelen; gekrabbel)
skrapa med naglarna-
skrapa med naglarna zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor krabbelen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
skrapa | berisping; hark; krab; krabwond; kras; reprimande; schram; standje; terechtwijzing | |
skrapa med naglarna | gekrabbel; krabbelen; met de nagels krabbelen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klottra | krabbelen | kalken; kladden; pennen; schrijven |
krafsa | krabbelen | |
skrapa | krabbelen | afschrappen; harken |