Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. knipogen:
  2. knipoog:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knipogen (Nederlands) in het Zweeds

knipogen:

knipogen werkwoord (knipoog, knipoogt, knipoogde, knipoogden, geknipoogd)

  1. knipogen
    blinka
    • blinka werkwoord (blinker, blinkte, blinkt)

Conjugations for knipogen:

o.t.t.
  1. knipoog
  2. knipoogt
  3. knipoogt
  4. knipogen
  5. knipogen
  6. knipogen
o.v.t.
  1. knipoogde
  2. knipoogde
  3. knipoogde
  4. knipoogden
  5. knipoogden
  6. knipoogden
v.t.t.
  1. heb geknipoogd
  2. hebt geknipoogd
  3. heeft geknipoogd
  4. hebben geknipoogd
  5. hebben geknipoogd
  6. hebben geknipoogd
v.v.t.
  1. had geknipoogd
  2. had geknipoogd
  3. had geknipoogd
  4. hadden geknipoogd
  5. hadden geknipoogd
  6. hadden geknipoogd
o.t.t.t.
  1. zal knipogen
  2. zult knipogen
  3. zal knipogen
  4. zullen knipogen
  5. zullen knipogen
  6. zullen knipogen
o.v.t.t.
  1. zou knipogen
  2. zou knipogen
  3. zou knipogen
  4. zouden knipogen
  5. zouden knipogen
  6. zouden knipogen
diversen
  1. knipoog!
  2. knipoogt!
  3. geknipoogd
  4. knipogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

knipogen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het knipogen
    blinka med ögonen

Vertaal Matrix voor knipogen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinka getintel; knipoogje; tinteling
blinka med ögonen knipogen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinka knipogen excelleren; flonkeren; knipperen; met oogleden op en neer gaan; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken

Verwante woorden van "knipogen":


knipogen vorm van knipoog:

knipoog [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de knipoog (seintje; oogwenk)
    blinkning

Vertaal Matrix voor knipoog:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinkning knipoog; oogwenk; seintje flonkering; wink

Verwante woorden van "knipoog":