Nederlands
Uitgebreide vertaling voor knarsen (Nederlands) in het Zweeds
knarsen:
-
knarsen
riva; finfördela med rivjärn-
finfördela med rivjärn werkwoord (finfördelar med rivjärn, finfördelade med rivjärn, finfördelat med rivjärn)
Conjugations for knarsen:
o.t.t.
- knars
- knarst
- knarst
- knarsen
- knarsen
- knarsen
o.v.t.
- knarste
- knarste
- knarste
- knarsten
- knarsten
- knarsten
v.t.t.
- heb geknarst
- hebt geknarst
- heeft geknarst
- hebben geknarst
- hebben geknarst
- hebben geknarst
v.v.t.
- had geknarst
- had geknarst
- had geknarst
- hadden geknarst
- hadden geknarst
- hadden geknarst
o.t.t.t.
- zal knarsen
- zult knarsen
- zal knarsen
- zullen knarsen
- zullen knarsen
- zullen knarsen
o.v.t.t.
- zou knarsen
- zou knarsen
- zou knarsen
- zouden knarsen
- zouden knarsen
- zouden knarsen
diversen
- knars!
- knarst!
- geknarst
- knarsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor knarsen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
riva | scheur; torn | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
finfördela med rivjärn | knarsen | |
riva | knarsen | aanharken; bekrassen; ergens uitscheuren; inscheuren; krassen; raspen; schaven; scheuren; schuren; zich krabben |