Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor knappend (Nederlands) in het Zweeds
knappend:
-
knappend
Vertaal Matrix voor knappend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
frisk | knappend | fris; frisjes; koel |
friskt | knappend | blakend; fit; fris; frisjes; getraind; gezond; koel |
knaprig | knappend | |
knaprigt | knappend | |
kyligt | knappend | afstandelijk; doodgemoedereerd; doodkalm; fris; gemoedereerd; guur; hard; hardvochtig; kil; koel; koeltjes; koud; kouwelijk; onbarmhartig; ongenadig |
sprött | knappend | breekbaar; broos; bros; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak |
knappend vorm van knappen:
-
knappen
Conjugations for knappen:
o.t.t.
- knap
- knapt
- knapt
- knappen
- knappen
- knappen
o.v.t.
- knapte
- knapte
- knapte
- knapten
- knapten
- knapten
v.t.t.
- ben geknapt
- bent geknapt
- is geknapt
- zijn geknapt
- zijn geknapt
- zijn geknapt
v.v.t.
- was geknapt
- was geknapt
- was geknapt
- waren geknapt
- waren geknapt
- waren geknapt
o.t.t.t.
- zal knappen
- zult knappen
- zal knappen
- zullen knappen
- zullen knappen
- zullen knappen
o.v.t.t.
- zou knappen
- zou knappen
- zou knappen
- zouden knappen
- zouden knappen
- zouden knappen
diversen
- knap!
- knapt!
- geknapt
- knappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor knappen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
braka | knappen | |
knaka | knappen | |
knastra | knappen | knapperen; knarsetanden; knetteren |
spraka | knappen | flikkeren; flonkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen |