Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. knakker:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor knakker (Nederlands) in het Zweeds

knakker:

knakker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de knakker (kerel; man; knul; )
    man; typ; karl
    • man [-ett] zelfstandig naamwoord
    • typ [-en] zelfstandig naamwoord
    • karl [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de knakker (gozer; knul; kerel; goser; vent)
    kille; polare; grabb; kis
    • kille [-en] zelfstandig naamwoord
    • polare zelfstandig naamwoord
    • grabb [-en] zelfstandig naamwoord
    • kis [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor knakker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grabb goser; gozer; kerel; knakker; knul; vent heerschap; joch; jonge knaap; jongeling; jongeman; snuiter; sujet; vent
karl gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent heerschap; sujet; vent
kille goser; gozer; kerel; knakker; knul; vent baasje; joch; klein kereltje; snuiter
kis goser; gozer; kerel; knakker; knul; vent
man gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent echtgenoot; echtgenote; eega; gade; gemalin; kerel; man; manen van een paard; manspersoon; vent; vrouw
polare goser; gozer; kerel; knakker; knul; vent boezemvriend; compagnon; gabber; gabbertje; genoot; gezel; hartsvriend; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; spitsbroeder; vriend; vriendje
typ gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent aard; figuur; individu; klasse; onderverdeling; type

Verwante woorden van "knakker":

  • knakkers