Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kluif (Nederlands) in het Zweeds
kluif:
-
de kluif
Vertaal Matrix voor kluif:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
knoge | kluif | knekel; knokkel |
ledknota | kluif |
Verwante woorden van "kluif":
kluiven:
-
kluiven (knauwen)
Conjugations for kluiven:
o.t.t.
- kluif
- kluift
- kluift
- kluiven
- kluiven
- kluiven
o.v.t.
- kloof
- kloof
- kloof
- kloven
- kloven
- kloven
v.t.t.
- heb gekloven
- hebt gekloven
- heeft gekloven
- hebben gekloven
- hebben gekloven
- hebben gekloven
v.v.t.
- had gekloven
- had gekloven
- had gekloven
- hadden gekloven
- hadden gekloven
- hadden gekloven
o.t.t.t.
- zal kluiven
- zult kluiven
- zal kluiven
- zullen kluiven
- zullen kluiven
- zullen kluiven
o.v.t.t.
- zou kluiven
- zou kluiven
- zou kluiven
- zouden kluiven
- zouden kluiven
- zouden kluiven
diversen
- kluif!
- kluift!
- gekloven
- kluivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kluiven:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gnaga | kluiven; knauwen | aanbijten; aanvreten; etteren; inkankeren; knabbelen; peuzelen; pus afscheiden |
knapra | kluiven; knauwen | knabbelen; knagen; knauwen; peuzelen; spijzen |