Nederlands
Uitgebreide vertaling voor klier (Nederlands) in het Zweeds
klier:
-
de klier (inwendig orgaan)
-
de klier (ellendeling; schurk; smeerlap; kreng; stuk ongeluk; schoft; mispunt)
Vertaal Matrix voor klier:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bov | ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk | bandiet; boef; boosdoener; booswicht; deugniet; fielt; guit; kaffer; olijkerd; onverlaat; paljas; picaro; rakker; rotvent; schavuit; schelm; schobbejak; schurk; slechtaard; snaak; snertvent; snoodaard; spitsboef; stinkerd |
körtel | inwendig orgaan; klier | |
skurk | ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk | bandiet; bedrieger; boef; boosdoener; booswicht; fielt; gemenerik; kaffer; mispunt; naarling; onverlaat; oplichter; picaro; rabauw; rotvent; rotzak; schavuit; schelm; schobbejak; schoft; schooier; schurk; slechtaard; sloeber; smeerlap; smiecht; snertvent; snoodaard; spitsboef; stinkerd |
usling | ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk | boef; fielt; gemenerik; kaffer; rotvent; schobbejak; schooier; schurk; sloeber; snertvent; spitsboef |
Verwante woorden van "klier":
Wiktionary: klier
klier
Cross Translation:
noun
-
orgaan
- klier → körtel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klier | → körtel | ↔ Drüse — Anatomie: Organ, das eine spezielle Substanz bildet und als Sekret nach außen, oder als Hormon in die Blutbahn absondern |
• klier | → körtel | ↔ glande — anatomie|fr organe dont la fonction est, soit de filtrer le sang, soit d’élaborer des produits ou des éléments nécessaires tant à la reproduction qu’à l’entretien de la vie. |
klier vorm van klieren:
Conjugations for klieren:
o.t.t.
- klier
- kliert
- kliert
- klieren
- klieren
- klieren
o.v.t.
- klierde
- klierde
- klierde
- klierden
- klierden
- klierden
v.t.t.
- heb geklierd
- hebt geklierd
- heeft geklierd
- hebben geklierd
- hebben geklierd
- hebben geklierd
v.v.t.
- had geklierd
- had geklierd
- had geklierd
- hadden geklierd
- hadden geklierd
- hadden geklierd
o.t.t.t.
- zal klieren
- zult klieren
- zal klieren
- zullen klieren
- zullen klieren
- zullen klieren
o.v.t.t.
- zou klieren
- zou klieren
- zou klieren
- zouden klieren
- zouden klieren
- zouden klieren
diversen
- klier!
- kliert!
- geklierd
- klierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor klieren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gnata | etteren; griepen; klieren; zeiken | bedillen; betuttelen; klagen; vitten; zeuren |
tjata | etteren; griepen; klieren; zeiken | aandringen; betuttelen; doordrammen; doordrukken; drammen; jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zeuren; zieken |
vara jobbig | etteren; griepen; klieren; zeiken |